Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Ludolf

betekenis & definitie

(Hiob, of Job), duitsch geleerde in de oostersche talen, geb. te Erfurt 15 Jan. 1624, gest. 8 April 1704 te Frankfort aan den Main, heeft zich vooral onderscheiden door zijne werken over de Ethiopische taal. Hij was leermeester der zonen van den zweedschen gezant in Frankrijk, daarna van de kinderen van den hertog van Saksen-Gotha; werd door dien vorst benoemd tot hofraad en vervolgens tot president van Saksen-Gotha te Frankfort aan den Main.

Men heeft van hem; Historia JElhiopica, met Commentaar en Aanhangsel (Frankfort 1681—93); Grammatica Amharicw lingua; (1698); Lexicon Amharico-Latinum (1699). Hij had bijna geheel Europa doorreisd, en stond in betrekking met de voornaamste geleerden: zijne briefwisseling met Leibnitz is door Michaêlis uitgegeven (Góttingen 1755) en opgenomen in de Werken van Leibnitz (deel VI).(Heinrich Wilhelm), 1655—1710, neef van den vorige, heeft o. a. eene Grammatica Russicas uitgegeven (Oxford 1693).

< >