Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Lima

betekenis & definitie

eertijds Ciudai do los Reyes, later Rima, hoofdstad van het (voormalige spaansche onderkoninkrijk) tegenwoordige gemeenebest Peru, aan den Limac of Rimac, op eenige uren gaans afstands van den Grooten Oceaan; ruim 100,000 inw. (vroeger was de bevolking nog veel aanzienlijke]' in getal); universiteit; middelpunt van druk handelsverkeer. In 1535 door Pizarro gesticht, werd L. reeds spoedig ontzaglijk rijk, en kwam tot het toppunt van bloei in het begin der 18e eeuw.

In 1820 waren er nog edele metalen in overvloed. Vooral de kerken en kloosters zijn rijk; niets evenaart de pracht die te L. heerscht bij kerkelijke plechtigheden. Gedurige aardbevingen hebben echter op de nog grootere ontwikkeling van deze stad een zeer nadeeligen invloed uitgeoefend: de verschrikkelijkste zijn geweest die van 1586, 1630, 1665, 1678, 1687, 1746,1764, 1828. Door laatstgenoemde werd nagenoeg de geheele stad, die reeds zoo bitter door den onafhankelijkheidsoorlog geleden had, in een puinhoop herschapen, doch is spoedig weder opgebouwd.

< >