Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Lama

betekenis & definitie

d. i. Zielenmoeder, is de tibetaansche benaming voor »priester” en onder Lamatsmus of Lamaische godsdienst heeft men te verstaan den geheel bijzonderen vorm van godsvereering, die het Buddhismus (zie dat art.) heeft aangenomen bij de Tibetanen, Mongolen en Kalmukken, die daarnaar, wat hunne godsdienst betreft, Lamaieten of Lamaisten heeten.

Het opperhoofd der tibetaansche hiërarchie is de Dalai-Lama (de Groote Lama), die als de op aarde levende godheid vereerd wordt, en zijn paleis bewoont in de nabijheid van Lhassa, de hoofdstad van Tibet. Deze soort van lamaisch 'pausdom was aanvankelijk in het Lamaismus onbekend; eerst in de 13e eeuw (1293) gelukte het den L. van Sa-skya zich, door de bescherming van den chineeschen keizer Koeblai-khan, tot opperpriester, tot god-op-aarde te verheffen. Eene groote hervorming echter onderging het Lamaismus door den lama Tsong-Kaba, die de rol van een lamaischen Messias speelde. In 1355 was hij geboren in eene spelonk van een der bergen in het landschap Amdo, in de nabijheid van den Koko-Noor (Choeche-Nor); zijne (moeder had geen gemeenschap met eenen man gehad, waar was op een buddhistisch opschrift gevalleu en daardoor zwanger geworden: de onbevlekte ontvangenis dier heilige maagd was dan ook oorzaak, dat zij maagd was gebleven zelfs nadat zij haar goddelijk kind (eene incarnatie Gods) ter wereld gebracht had. Van 1407 tot 1409 leeraarde deze Tsong-Kaba te Lhassa, en voer daar in 1419 voor het oog van zijne discipelen ten hemel. Door Tsong-Kaba werd de gele kap ingevoerd, waardoor al de priesters, die den Dalai-Lama vereeren, zich (ais Geelkappen) onderscheiden van de Roodkappen of Grijskappen (dit zijn die bnddhistische priesters, die de hervormiHg niet aangenomen hebben, dus de priesters der orthodox-buddhistische secle; ze worden doorgaans Bonzen genoemd). Op den Dalai-Lama volgt in rang de opper-kardinaal of onderpaus (Pan-tshhen); dan volgen de kardinalen (Chutuchtu, Khoetoekhtoe), dan de Khoebilgan (of geincarneerden van den eersten graad). De lamaas (priesters) van minderen rang zijn geen geïncarneerde godheden: hunne hiërarchie daalt in deze volgorde af: abten of kloostervoogden, leeraars der godsdienst, algemeene doctoren, voorgangers of oudsten, novicen of kweekelingen. Het Lamaismus in Mongolië staat tegenover dat in Tibet ongeveer als de Grieksche Kerk tegenover de Roomsche. Het hoofd der mongoolsche Lamaisten is de patriarch te Oerga of Urga, op den weg van Peking naar Kiachta (zie CHUTUCHTU).

< >