Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Justus van effen

betekenis & definitie

nederlandsch letterkundige, geb. 11 Febr. 1684 te Utrecht, gest. 18 Sept. 1735 als kommies van 'slands magazijnen te ’s Hertogenbosch, zeer ervaren in het Fransch, heeft verscheidene engelsche werken in die taal overgezet, als : Voyages de Iiobinson Crusoê (2 dln.); Le Mentor moderne (3 dln.); Le conté da tonneau van Swift (2 dln.); Pensees libres de Mandeville ('s Hage 1723). Wijders heeft men nog van hem Le Misanthrope (2 dln. 1711); Journal littéraire de la Haye (1713); La Bagatelle ou Discours ironiques (3 deelcn.); Journal historique, politique et galant; en den Nouveau Spectateur francais.

Maar vooral beroemd is hij door zijn in 1731 begonnen tijdschrift de Hollandsche Spectator (12 dln.Amsterdam 1731—35 ; herdrukt 12 dln. 1756), vooral de strekking hebbende, om de vaderlandsche letterkunde en de vaderlandsche zeden te handhaven tegenover den meer en meer veldwinnenden vreemden (vooral franschen) geest.

< >