twee keizers vnn het heilige Roomsche rijk, d. i. keizers van Duitschland, nl.:
I, geh. te Weenen ‘26 Juli "1678, koning van Hongarije sedert 1689 en roomsch koning sedert 1690, volgde 1705 zijnen vader, Leopold I, als keizer op, en regeerde met evenveel beleid als kracht. Hij beperkte den invloed der Jezuïeten, deed belangrijke eoncessien aan de Protestanten in Hongarije en Bohemen, en zette den spaanschen successie-oorlog krachtig door; ofschoon hij zijne troepen onder prins Eugenius groote overwinningen op de Franschen zag bevechten (bij Turijn 1706. bij Malplaquet 1709), mocht hij het einde van dien oorlog niet beleven; want hij stierf 17 April 1711, zonder een troonopvolger na te laten, zoodot hij werd opgevolgd door zijn broeder Karel VI. Door J. I was eene keizerlijke staatsbank opgericht, eene akademie van wetenschappen en kunsten te Weenen gesticht, het kasteel Schónbrunn gebouwd, en veel gedaan ter verbetering van het lot der boeren.
II, geb. 16 Maart 1741, roomsch koning sedert den Hubertusburger vrede (1764), volgde 18 Aug. 1765 zijn vader, Frans 1, als keizer op, ofschoon eigenlijk slechts in naam, daar zijne moeder, de keizerinweduwe Maria Theresia, geheel en al het gezag in handen hield, zoodat J. II eigenlijk eerst bij haren dood (1780) werkelijk zelf begon te regeeren. Bij de eerste deeling van Polen (1772) was zijn rijk vergroot geworden met Galicie, Lodomerie en het graafschap Zips, dus eene vermeerdering van 1400 vierk. mijlen grondgebied met eene bevolking van 3 millioen zielen. Doch tweemaal had Frederik II zijne vergrootingsplannen tegenover Beieren verijdeld, nl. eerst door den beierschen successie-oorlog, en toen door den vorstenkind. Vooral echter de ijver, waarmede J. II zijne hervormingen binnenslands doorzeltp, trok de algemeene aandacht; binnen acht dageu tijds werden 700 kloosters door hem opgeheven, terwijl de kloosters, die nog hieven bestaan, rechtstreeks onder het gezag der bisschoppen werden gesteld; daarop volgde 15 Oct. 1781 hel vermaarde Tolerantie-edict; en zelfs het bezoek, dat paus Pius VI bij dezen keizer te Weenen kwam afleggen (1782), vermocht niet hem van zijne hervormings-plannen af te brengen. Tegenover de Vereenigde Nederlanden ging J. II op niet minder willekeurige wijze te werk, dan tegenover de geestelijkheid in zijn eigen land; in 1781 verklaarde hij het Barrière-tractaat (zie dat art.) voor vervallen, 1782 zette hij die verklaring met geweld door, en dwong ons in 1785, behalve eenig grondgebied, nog 9 millioen guldens zoogenaamd ais schadeloosstelling af. Maar het einde van zijne loopbaan was niet gelukkig; in al zijne staten heerschte misnoegen, dat in Hongarije en in de Nederlanden uitbrak in openbaren opstand ; een oorlog zonder rechtvaardige reden 1788 door hem tegen de Turken begonnen, haarde hem almede veel leed; de omwenteling, die 1789 in Frankrijk begon, vervulde hem met bezorgdheid over zijne zuster Marie-Antoinette; en nadat hij in Jan. 1790 alle gedurende zijne regeering uitgevaardigde keizerlijke besluiten (alleen het Tolerantie-edict uitgezonderd) opgeheven verklaard had in Hongarije, de Nederlanden, Tirol en Bohemen, stierf hij, gebroken van verdriet, 20 Februari) 1790, zonder kinderen na te laten, en werd opgevolgd door zijnen broeder Leopold II.