of Altringer, vrijheer van Koschitz, graaf van Ligma, geb. omstreeks 1590 te Diedenhofen in het Luxemburgsche, eerst bediende bij een edelman, vervolgens beambte van den bisschop van Trient, trad bij de keizerlijke armee in dienst, en werd reeds 1622 bij de belegering van Heidelberg kolonel. In 1626 hield hij het bruggehoofd van Dessau tegen graaf Ernst van Mansfeld staande tot aan de komst van Wallenstein.en werd daarvoor 1627 tot rijksvrijheer verheven; in 1628 nam hij Mecklenburg voor Wallenstein in bezit, en 1629 werd hij als generaal-majoor naar Italië gezonden.
Als veldtuigmeester en in den gravenstand verheven keerde hij 1631 naar Duitschland terug,stond tijdens den slag van Breitenfeld in Wurtemberg en vereenigde zich in Hessen met Tilly. Na Tilly’s dood voerde hij de verbondene armee naar Wallenstein, die zich te Eger bevond. Met roem nam hij deel aan den strijd bij Neurenberg. Vervolgens opereerde hij aan het hoofd van het beijersche leger in Beijeren en Zwaben, en droeg krachtdadig het zijne bij tot de verdrijving van de Zweden van den Middel-Donau. Bij Landshut werd hij 12 Julij 1634 door een kogel gedood. Zijne groote bezittingen, vermeerderd met de verbeurdverklaarde goederen van Kinsky, werden geerfd door zijne zuster, die in het huwelijk trad met zekeren graaf Clary. Hare afstammelingen verkregen in 1635 het regt om voortaan den naam te voeren van Clary Aldringer.