Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Jan Scharp

betekenis & definitie

beroemd kanselredenaar, geb. 1756 te 's-Hage, predikant 1778 te Sl.-Annaland, 1780 te Axel, 1788 te Noordwijk-Binnen, 1789 te Rotterdam, werd daar (als warm aanhanger van Oranje) weldra in zijne bediening geschorst, nam Juli 1798 bet beroep naar Loga in Oost-Friesland aan, werd in 't laatst van dat jaar(alsOranje-gezinde) te Groningen gevangen gezet, doch op eenen eisch van het Pruisische bewind weder in vrijheid gesteld ; trad 23 Nov. 1800 weder als predikant te Rotterdam op, waar hij als zoodanig werkzaam bleef tot aan zijnen dood 2 Maart 1828. Bekend is van S. de predieatie, waarin de letter r in 't geheel niet voorkomt, in 't licht verschenen onder het pseudoniem Jan Welgeslepen.

Onder de werken van S. merkt men ook op eene Verhandeling over de beffen of halskragen (Rolt. 1806).

< >