aangenomen zoon van Mehemed-Ali, geb. 1789 te Kavala in Roemelië, stond aan het hoofd van den veldtocht tegen de Wahabieten (1816—1818), die hij, na menig schitterend bewijs van moed en krijgsbeleid gegeven te hebben, geheel en al overwon; vervolgens onderwierp hij Sennaar en Darfoer; 1825—1828 voerde hij het opperbevel over de egypt. expeditie in Morea, waar hij eenen verdelgingsoorlog voerde, totdat hij door de Franschen genoodzaakt werd dat land te ontruimen; 1831 veroverde hij Palestina, na bet stormenderhand bemachtigen van St.-Jean-d’Acre (25 Mei 1832) geheel Syrië, versloeg de Turken bij Homs (19 Juli 1832), vervolgens bij Beilan, en eindelijk (20 Dec. 1832) bij Konieh in Klein-Azië. Alsnu oprukkende legen Constantinopel, bevond bij zich reeds te Kutayeh, toen hij in zijnen zegevierenden tocht gestuit werd door de landing der Russen in den Bosporus; desniettemin moest de Porto (4 Mei 1833) Syrië afstaan aan den onderkoning van Egypte, en aan I. het district van Adana in pacht geven.
De nieuw verworvene provinciën werden door I. georganiseerd. Toen 1839 de oorlog tusschen Egypte en Turkije op hieuw uitgebroken was, lokte I.. door aanhoudend teretireeren.de Turken tot Nisib(Nezib), waar hij hen (24 Juni) geheel versloeg en op de vlucht dreef. Andermaal echter werden de vruchten van zijne overwinningen hem ontrukt door de europeesche interventie, daar eene engelsche vloot de Syrische havens kwam bombardeeren, en I. genoodzaakt was het veroverde grondgebied op te geven. Door de tering aangetast, kwam hij 1846 naar Frankrijk, waar hij een schitterend onthaal aan het hof genoot, doch slechts een kortstondig herstel van zijne gezondheid. In Juli 1848 als onderkoning van Egypte bevestigd, stierf hij reeds 9 Nov. 1848. Zijn opvolger was Abbas-Pncha (zie dat art.), en toen deze 14 Juli 1854 stierf, kwam Said-Pacha (zie dat art.) aan het bewind, die 17 a 18 Jan. 1863 stierf, en als onderkoning opgevolgd werd door Ibrahim’s tweeden zoon Ismaèl-Pacha (zie dat art.).