geb. 1735 in Circassië, werd 1776 stadhouder van Cairo. Reeds spoedig zag hij zich genoodzaakt het gezag te deelen met MoeradBey; doch eindelijk bleef hij alleen meester van het bewind, en oefende lang eenen alvermogenden invloed uit op de Mamelukken.
Tijdens den egyptischen veldtocht der Franschen bood hij slechts zwakken tegenstand, en werd 1799 bij Al-Arisj overwonnen door Kleber en Reynier. Hij werd 1805 afgezet door Mehemed-Ali, pacha van Egypte, en had het behoud van zijn leven slechts hieraan te danken, dat hij zich niet door des pacha’s dringende uitnoodigingen liet belezen om naar Cairo te komen. Hij nam de wijk naar Dongola, in Nubië, waar hij 1816 stierf.
