dochter van Thoas, den koning van het eiland Lemnos. Door de vrouwen van dit eiland werd de godin Venus beleedigd; om zich daarover te wreken, bezielde de godin al de mannen van Lemnos met eenen onwederstaanbaren trek otn ontrouw te worden aan hunne vrouwen, die op hare beurt niet nalieten zich daarover wraak te verschaffen : in éénen nacht werden al de mannen, die zich op het eiland bevonden, vermoord ; de eenige, die aan dit bloedbad ontkwam, was Thoas: zijne dochter liet hem heimelijk ontvluchten naar het eil.
Chio, en werd van dat oogenblik af als koningin van Lemnos erkend. Kort daarna deden de Argonauten het eiland aan, en hadden omgang met de lemnische vrouwen. Jason verwekte bij koningin H. twee zonen, die de namen ontvingen van Thoas en Euneüs. Toen echter, na de afreis der Argonauten, de vrouwen van Lemnos te weten kwamen, dat koning Thoas nog leefde, joegen ze zijne dochter weg; zij viel op hare vlucht in handen van zeeroovers, die haar verkochten aan Lycurgus, koning van Nemea, en deze stelde haar aan als voedstermoeder over zijn zoontje Opheltes (zie dat art.); buiten hare schuld werd zij de oorzaak van den dood van dit jonge prinsje.