voluit Quintus Horatius Flaccus, beroemd romeinsch dichter, geb. 8 Dec. anno 65 v. Chr. te Venusia in Apulie, ontving zijne opleiding te Rome en te Athene, waarvoor zijn vader (een vrijgelatene, die deurwaarder geweest was bij de openbare verkoopingen) zich alle mogelijke opofferingen getroostte.
Hij volgde aanvankelijk de partij van Brutus, en streed te Philippi als tribuun ; maar na de nederlaag der republikeinsche armee, nam hij (zooals hij zelf bekent) de vlucht, en keerde terug naar Rome, waar het verlies van een gedeelte zijner bezittingen hem noodzaakte naar een middel van bestaan om te zien: hij kocht de betrekking van secretaris der schatkist, die hem veel vrijen tijd overliet, om zich aan de dichtkunst te wijden. Al spoedig trok zijn talent de opmerkzaamheid van Varius en Virgilius, die hem voorstelden aan Mecenas en vervolgens aan Augustus. Deze deed H.’< vaderlijk erfgoed aan hem teruggeven, overlaadde hem met weldaden, en wilde hem tot eereambten verheffen. Hiervoor bedankte H.; hij was zelfs niet te bewegen den post van geheimschrijver des keizers aan te nemen. Een groot gedeelte zijns levens sleet hij nabij Tibur in Sabinium op zijn landgoed Ustica, dat hem ten geschenke gegeven was door Mecenas; daar schreef hij de meeste zijner gedichten, en stierf plotseling 27 Nov. anno 8 vóór Chr., zes weken na Mecenas, bij wiens lijk het zijne werd bijgezet. Ontegenzeggelijk is H. een van de heerlijkste genien der oudheid. Wij bezitten van hem vierhoeken -Oden”, een boek zoogenaamde .Epoden”, twee boeken "Satiren" en twee boeken «Brieven”, waarvan een, aan de Pisonen, dikwijls ais afzonderlijk werk onder den titel van Ars poëtica vermeld wordt, en nog ten huldigen dage als 't ware het wetboek van den goeden smaak is. Ontelbaar zijn de editien van H.'s werken, zoowel gezamenlijk als elk afzonderlijk.