Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Het Oostersche Rijk

betekenis & definitie

later achtereenvolgend de namen gedragen hebbende van, eerst; het Grieksche of Byzantijnsche Rijk, toen: het Rijk van Constantinopel. Dit rijk, waarvan Constantinopel van het begin tot het einde de hoofdslad is geweest, neemt eenen aanvang met den dood van Theodosius, en eindigt met de verovering van Constantinopel door Mahomed II (1453).

Het juiste jaartal, waarmede het O. begint, is 395. Wel had er reeds vroeger (in 364) eene offlciêele deeling van bet rijk plaats gehad tusschen Valenlinianus I en Valens; de tetrarcbie van Diocleliaan had zelfs eene werkelijke deeling vastgesleld in Westersch Rijk en Oosterscb Rijk; doch die deeling kwam niet eer tot volkomene verwezenlijking, dan bij den dood van Theodosius. De geschiedenis van het 0. laat zich indeelen in zes tijdvakken. In het le tijdvak (395—565), waarvan Justinianns de hoofdpersoon is, na door de Hunnen verwoest te zijn en bijna geheel Armenië verloren te hebben zag het O. het Westersche Rijk te niet gaan, en maakte zich spoedig meester van eenige stukken van dat verbrokkelde rijk (nl. van Italië, Afrira, Rarbarijê, en een gedeelte van Spanje). In het 2e tijdvak (565—717) begint het O. in verval te geraken: de Longobarden nemen twee derden van Italië in bezit; de. Bulgaren, Servcn (Serviërs) en Croaten vestigen zich bezuiden den Donau; de Arabieren onderwerpen Syrië, Egypte, Africa, en hel eiland Cyprus (622—632); Maurils, Heraclins, Pogonatus zijn de minst onbeduidende vorsten van die anderhalve eeuw. Met het 3e tijdvak (717—867) begint de Isaurische dynastie, die stand hield tot in 802, en wier ieonoclastische ijver het verlies ua zich sleepte van bijna alles wat de Grieken nog van Italië bezaten. Onder de zeven vorsten, die op Irene volgen, wordt de beeldenvereering hersteld (842), maar reeds spoedig (858) doet Photius de groote scheuring in de Kerk ontslaan (zie het art. PHQTIUS); Candia, bijna geheel Sicilië, Cilicië, gaan voor de keizers verloren (822, 827, 832, enz.). De oorlogen tegen de Bulgaren brengen verschrikkelijke rampen over het O. Het 4e tijdvak (867—1056) wordt ingenomen door de macedonische dynastie, die, dikwijls afgebroken of van alle gezag beroofd door usnrpatiën, verscheidene uitstekende forsten kan aanwijzen, en den ondergang van het O. eenen tijd lang tegenhoudt. De Bulgaren, de Russen, de Pelsjenegen vernederden en verwoestten het O.; maar daartegenover slaat, dat Bulgarije tweemaal heroverd werd (971,1018), benevens Servië (1018); Cyprus, Cilicië, Candia kwamen weder onder het gezag van het O. (961—964); Aleppo (962), Sicilië (1038—40) werden voor een oogenblik herwonnen. In het begin van het 5e tijdvak (1056—1260) bemachtigen de Seldjoecieden twee derden van KleinAzië. Aan Alexius, Johannes en Mauuei Comnenus gelukt het slechts een klein gedeelte der provinciën aan de Zwarte Zee te heroveren (1081—1180): de Kruisvaarders, die door het O. trekken, verschaffen het niet slechts geen de minste hulp, maar zijn het integendeel slechts tot overlast en nadeel; in oorlogen tegen de Noormannen, die zich van Sicilië meester gemaakt hebben, en legen de Hongaren, worden de krachten van het O. uitgeput.Bij den dood van den laatsten Comnenus wordt het verval, waarin het O. verkeert, hoe langer hoe duidelijker zichtbaar : de Serviërs en de Bulgaren worden weder onafhankelijk; de Vierde Kruistocht, in plaats van tegen Jeruzalem, wordt tegen Constantinopel gericht, welke stad ingenomen (1204) en den zetel wordt van een Latijnsch rijk, terwijl uit de algeheele verbrokkeling van het O. niet slechts een dozijn afzonderlijke latijnsche rijkjes te voorschijn treden (o. a. het koninkrijk Thessalonica, het prinsdom Achaia, bet hertogdom Athene, het hertogdom Naxia en de Veneliaansche provinciën op Creta, maar bovendien drie grieksche rijken, waarvan een in Europa (het despolaat Epirus) en twee in Azië (het rijk van Nicea, het rijk van Trebizonde). De 5de keizer van Nicea, Michael Paleologus, herovert eindelijk Constantinopel (1261). Met hem begint het 6e tijdvak, dat geheel ingenomen wordt door de dynastie der Paleologen. Maar noch hij, noch zijn zoon Andronicus vermogen het voormalige rijk weder tot één te brengen. Trebizonde, Servië, Bulgarijë, Bosnië, de eilanden en bijna het gansche zuiden van het schiereiland worden onafhankelijk; het overige valt in de macht der Turken, even als negen tienden van KleinAzië (11e eeuw). De burgeroorlogen (onder Andronicus III, Cantaeuzenus, enz ) voltooien den ondergang des rijks. Tevergeefs bedelen de keizers om den bijstand van het Westcrsche Rijk en beloven zelfs de scheuring in de Kerk te zullen doen opbonden en zich geheel aan den Stoel van Rome te zullen onderwerpen: de Turken worden weder meester van Bulgarijë (1391), komen oorlog voeren in Servië, brengen Constanlinopel in het nauw aan alle kanten, maken Johannes VII schatplichtig, en zonder den inval van Tamerlan (1402) ware toen reeds een einde aan 't bestaan van het 0. gemaakt door Bajazet. Eindelijk maakt Mahomed zich van Constantinopel meester (1453), in weerwil van de heldhaftige verdediging van den laatsten der Conslantijnen; de verovering van de hoofdstad wordt weldra gevolgd door de onderwerping van de rijkjes aan den Donan, van Morea en van Trebizonde. Het 0. is vooral merkwaardig door zijn langdurig bestaan. De jaarboeken van het 0. zijn-overigens niet veel meer dan eene aaneenschakeling van misdaden, verraderijen en laaghartigheden ; de keizers van het O., geheel en al bezig met theologische twistvragen, zijn niet in staat het hoofd te bieden aan de Barbaren; en eindelijk, meer en meer verzwakt door gedurige vijandelijke invallen, door binnenlaudsche verdeeldheden en door de ondeugden der vorsten, stort het O. ineen als een bouwval, die opgehouden heeft levensvatbaar te zijn.

Geographie van het Oostersche Rijk

De provinciën van het O., van 395 tot 534, zijn nagenoeg dezelfde, die in het Romeinsche Rijk de twee prefecturen van Oost-IIlyrië en het eigenlijke Oosten uitmaakten. Door de veroveringen van Justinianus werden aan de 59 of 60 provinciën, waaruit dit rijk bestond, toegevoegd: 1) Africa, Nnmidié, de drie Mauritaniën; 2) vier spaansche districten in Carthaginensis, Baetica, Lusitanië en Gallecia; 5) geheel Italië. Middelerwijl had zich bij Klein-Azië (waar men vier Armeniën onderscheidde) een romemsch Armenië gevoegd, genaamd Groot-Armenië, ofschoon het slechts het kleinste gedeelte van Armenië was (de rest behoorde aan l'erzië, en heette Persarmenië). Van 569 tot 590 werd grieksch Italië ingekrompen tot het Exarcbaat (benevens de Pentapoiis), de hertogdommen Genua, Mantua, Rome, Napels, de twee Calabriën en de drie groote eilanden. In 624 kwamen ai de spaansche bezittingen weder in handen der Weslgothen. Syrië en Mesopolamië ontvielen aan het O. in 636, Egypte in 640, Africa van 670 tot 707, de gansche rechteroever van den Donau (over eene breedte van 100 tot 250 kiiomètres) van 623 tot 641, het hertogdom Rome in 728, het Exarchaat in 752, enz. Te midden van al die rampen was de geographische indeeling van het O. veranderd: de provinciën namen in de 7e eeuw den naam aan van Themes. Men lelde er aanvankelijk 32, waarvan 15 in Europa, nl.: Europa, Dyrrachium, Nicopolis, Strymon, Rhodope, Thracië, Mimonti, Hellas, Peloponnesus, Thessalonica, Macedonië, Cherson, Lombardijë (dat toen de Terra d'Otranto was), Calabrië, Egeïsche Zee; en 17 in Azië, nl.: Samos, Obsequium, de Optimaten, de Thrasesiërs.de Cibyrrheoten.de Buccellariërs.Paphlagonië, Armenië, Chaldia, Cotonia, Mesopotamië, Sebaste, Cappadocië, Lycande, Seleucia, Analolië, Cyprus. De verovering van de twee koninkrijken Bulgarije en Servië breidde die grenzen naar het Noorden uit (1018). Doch lusschen 976 en 1018 had het Bulgaarsche rijk van Hellas tot den Donau, en langs de gehcele Adriatische Zee tot Sabioncello, ruim de helft van het Schiereiland tot zich genomen. Na de veroveringen door de Seldjoecieden en de stichting van het rijk Konieh bezat het O. buitendien beroofd van het rijk van Servië, dat ingenomen was door verschillende barbaarsche horden (Petsjenegen, Cumanen, Wlaken), en met de woestenij, genaamd het Woud der Bulgaren, aan zijne grenzen in Azië nog slechts twee westelijke provinciën van Klein-Azië (nl. Heraclea en Seleucia), benevens eene lange strook kustland aan de Zwarte Zee (Paphlagonië en Chaldia). In 1261 bevatte het 0. nog slechts: Thracië bezuiden den Hemus, Macedonië en het eigenlijke Oostersche rijk in Europa, en in Azië: Mysië, Eydië, een klein gedeelte van Lycië en van Carië. Het was toen ingedeeld in 8 landschappen:

1) Thracië, Oosten, Westen, Groot-Wlakia, Grieksch Morea;
2) Bithynië, Cilbiannm, Mageddo. Bij de troonsbeklimming van Bajazet I waren die provinciën ingekrompen tot 4 districten in Europa (Constanlinopel, Thessalonica, Zeitoen, Sparta), en eenige zeeplaatsen aan de Zwarte Zee. En eindelijk, bij de verovering van Constanlinopel, bestonden al de grieksche bezittingen enkel in die eene stad, benevens ongeveer een dertigtal vlekken of dorpen in den omtrek, en twee districten van Morea.

< >