1) in beperkten zin de Joden, die zich na den tenietgang van hel koningrijk Juda (588 v. Chr.) in Egypte gingen nederzettenen wier getal in 331 v.
Chr. aangroeide met die, waarvan Alexander zich bediende om Alexandrie te bevolken. Ten tijde van Augustus telde men op zijn minst een millioen zulke H. in Egypte.2) in ruimeren zin worden H. genoemd alle geleerden, die van de grieksche oudheid, voornamelijk van de grieksche taal en letterkunde, hunne studie maken.