bij de grieksche dichters eene soort van straf-oefenende godinnen, dochters van Thaumas en Electra, of van Neptunus en de Zee, waren aanvankelijk twee in getal: Aello en Ocypete (vermeld bij Hesiodus): later noemde men er meer (Celeno, Aeilopus, Thyella, enz.); ze werden afgebeeld in de gedaante van een roofvogel, met het aangezicht van eene oude vrouw. Aanvankelijk hielden ze zich in Thracié op, waar Phineus lang door hen gepijnigd werd; doch door Calais en Zetbes, de zonen van Boreas, werden de H. uit Thracie verdreven, en namen toen de wijk naar de Strophadische eilanden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk