Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Harpijen

betekenis & definitie

bij de grieksche dichters eene soort van straf-oefenende godinnen, dochters van Thaumas en Electra, of van Neptunus en de Zee, waren aanvankelijk twee in getal: Aello en Ocypete (vermeld bij Hesiodus): later noemde men er meer (Celeno, Aeilopus, Thyella, enz.); ze werden afgebeeld in de gedaante van een roofvogel, met het aangezicht van eene oude vrouw. Aanvankelijk hielden ze zich in Thracié op, waar Phineus lang door hen gepijnigd werd; doch door Calais en Zetbes, de zonen van Boreas, werden de H. uit Thracie verdreven, en namen toen de wijk naar de Strophadische eilanden.

< >