Anjou -werd tot een graafschap verheven omstreeks 870 door Karel den Kale, ten behoeve van zeker edelman uit Bretagne, met name Tertule, die hem groote diensten had bewezen. Ingelger, de zoon van Tertule, werd in dat bezit bestendigd door Lodewijk den Stamelaar, en de tot het graafschap behoorende goederen aanzienlijk vermeerderd op eene zeer zonderlinge wijze, die wij hier kortelijk zullen aanstippen.
Godfried (of Geoffroy) graaf van Gatinais, liet bij zijnen dood slechts eene dochter na, die door den koning aan een zijner gunstelingen werd uitgehuwelijkt tegen haren zin. Tien jaren later werd die man dood gevonden, naast haar liggende in haar bed. Zij werd nu door zekeren Gontran, die een neef van den overledene was, beschuldigd, dat zij haren man vermoord had, en volgens het gebruik van die dagen wierp Gontran bij die beschuldiging zijn handschoen op den grond, om te zien of iemand lust had dien op te rapen, en als kampioen voor hare onschuld op te treden in een tweegevecht. Toen niemand zich daartoe opdeed trad een harer pages, bovenbedoelde Ingelger, destijds pas zestien jaren oud, voorwaarts, en raapte den handschoen op, om voor de eer van zijne meesteres te strijden. De koning stond het tweegevecht toe, dat in zijne tegenwoordigheid plaats had, met al de daarbij gebruikelijke ceremoniën. In weerwil dat Gontran een dapper en onverschrokken ridder was en veel meer ondervinding had dan de zestienjarige jongeling, wierp deze hem uit den zadel, en sloeg hem het hoofd af. De gravin, door Ingelger’s overwinning geregtvaardigd, wierp zich nu aan des konings voeten, vergunning vragende, om al hare goederen aan den jongeling te schenken, die er meerder aanspraak op verworven had, dan al hare bloedverwanten te zamen, die haar in den nood aan haar lot hadden overgelaten. De koning stond haar verzoek toe; waarna zij zich in een klooster begaf. Ingelger, dus als graaf van Anjou bestendigd, stierf 888. De mannelijke linie van dit geslacht stierf uit in 1060 met Geoliroy of Godfried II, bijgenaamd Martel; het erfgoed kwam echter door zijne zuster aan het geslacht Gatinais, nit hetwelk Geoffroy of Godfried V, de stamheer der Plantagenets, voortgesproten is. Toen diens zoon 1154 als Hendrik 1! den engelschen troon beklom, werd A. aan de fransche bezittingen der engelsche kroon getrokken, doch 1204 door Frankrijk veroverd. Nu kwam het eerst aan Filips, den zoon van Lodewijk VIII, vervolgens aan diens broeder Karei. Deze werd de stamheer van dat Huis A. hetwelk aan Napels, Sicilië en Hongarije koningen schonk. Koning Karel II van Napels gaf de heerlijkheid A. aan zijne dochter Margarete, bij] gelegenheid van haar huwelijk met Karel van Valois. Haar zoon Filips VI bragt A. 1328 weder aan de kroon. Koning Johan II verhief het 1360 tot hertogdom, en beschonk er zijnen tweeden zoon Lodewijk mede, die ook op den troon van Napels kwam. Na den val van het geslacht A. te Napels, trok Lodewijk XI van Frankrijk 1484 ook A. weder aan de kroon, en sedert heeft het slechts gediend als een titel voor verscheidene koninklijke prinsen, onder anderen voor hem, die naderhand Hendrik III van Frankrijk werd, en voor een van des XlVden Lodewijk's kleinzonen, die naderhand onder den naam van Filips V koning van Spanje werd. De eenige prins, die bepaaldelijk onder den naam van hertog van Anjou in de geschiedenis voorkomt, was Frans, de vierde zoon van Hendrik II.