een friesch edelman, geb. in het laatst der 13e eeuw te Ried in Friesland, werd eerst pastoor in zijne geboorteplaats, ging vervolgens in het klooster te Lidlum, werd toen tot opzigter over de kerk te Berlicum aangesteld, en daarna tot (14en) abt van Lidlum benoemd, waar hij de kerk herstelde, die dooi; eenen feilen brand had geleden. Tot de partij der Vetkoopers behoorende, leefde hij in vijandschap met de kloosterlingen van Ludingakerk en Bloemkamp, alsook met de adellijke familien Tadinga en Adelen, allen aanhangers van de partij der Schieringers.
Deze, met Sjeerp Adelen aan hun hoofd, hadden de wapenen tegen A. opgeval, die ook met groote kosten een hoop krijgsvolk op de been bragt; doch eer het tot een gevecht kwam, wist hij door wijs beleid en de tusschenkomst van eenige edelen het geschil bij te leggen, zonder dat bet menscheubloed kostte. Hij stierf 1347.