Rumphius genaamd, geb. 1626 in Hanau, bracht in zijne jeugd driejaren in Portugal door, trad toen in nederl. dienst bij de Oostindische Compagnie, was gedurende 45 jaren voor de Compagnie werkzaam op Amboina, en stierf 1693. Aan R. heeft men verscheidene uitmuntende werken te danken, nl. een Amboneesch Kruidboek, 48 jaren na ft. s dood in 't Latijn vertaald door J.
Barman, en getiteld Herbarium Amboinense (7dl. in foi., Amsterdam 1741—45); wijders een werk over schaalvisschen, horens en schelpen, getiteld AmboinscheRariteitkamer (Amst. 1705; 2e dr. 1741); India IHlerata, bevattende R.'s briefwisseling met vele geleerden in Oosl-lndië (in 't licht gegeven door R.’s leerling Valentijn); en eene Geschiedenis van de vestiging der Nederlanders op Amboina.