Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Finmarken

betekenis & definitie

de noordelijkste provincie (amt) van Noorwegen, vormt noorweegsch Lapland, is door de rivier Tana van russisch Lapland gescheiden, en wordt ten noorden en westen begrensd door de Ijszee. Het is een smal, door een aantal fjords en bochten doorsneden kustland, omstr. 1197 vierk. mijlen groot, met eene ontelbare menigte eilandjes daar langs liggende; op het eilandje Mageröe, tegenover de noordelijkste punt van het vasteland (onder 71° 10' n. br.) is de zon van half November tot einde Januari onzichtbaar, en daalt van half Mei tot einde Juli niet beneden den horizon.

Landbouw wordt in F. weinig of niet beoefend; rendier-fokkerij en vischvangst zijn de voornaamste bronnen van bestaan der bevolking, die (meerendeels Lappen) omstr. '55,000 zielen telt. Het amt F. is ingedeeld in twee voogdijen, nl. West-F., hoofdplaats Hammerfest, en Oost-F. met de noordelijkste vesting van Europa, t. w. Wardöehuus.

< >