Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Fetisjismus

betekenis & definitie

de ruwste vorm van godsvereering, de aanbidding van eenen Fetisj (van het woord feitico, dat is tooverkracht bezittend voorwerp, met welken naam de Portugeezen de gewijde voorwerpen bestempelen, die tot de godsdienst der Negers van Afrika behooren). Deze eeredienst der wilde stammen van het zuidelijk vasteland, is verbreid tot bij de minst beschaafde volkeren van Azië, Afrika en Noord-Amerika.

Aan de elementen, vooral aan het vuur, aan de boomen, aan de rivieren, en aan het legio onzichtbare wezens (goede en kwade geesten), die het bijgeloof of de vrees zich geschapen heeft, hebben al die volkeren hunne Fetisjen ontleend, dat doorgaans afgodsbeelden zijn in de eene of andere wanstaltige gedaante van mensch of dier. Zoo heeft men de grisgris in Middel-Afrika, de manitoes en ockis in Amerika, de burkhaus in Siberië. Het slachten van menschen als offeranden, en meer ten hemel schreiende barbaarschheden, behooren tot de voornaamste gebruiken van de meeste dier onmenschelijke godsdiensten. De priesters van het F. heeten in Afrika griots, in Amerika heksenmeesters, in Middel-Azië sjamanen.

< >