oF Baba-Khan, koning van Perzië, tweede vorst uit de lurcomanische dynastie der Kadzjars, geb. 1762, gest. 1834, was eerst stadhouder van Farsistan voor zijnen oom Aga-Mohammed, en beklom na diens dood den troon van Perzië iu 1797. Na gezegevierd te hebben over verscheidene pretendenten, die hem de kroon betwistten, keerde hij 1803 zijne wapenen legen Georgië; maar vorst Joris (George) had de hulp van Rusland ingeroepen, zoodat het F. niet mocht gelukken hem tot onderwerping te brengen, In 1805 sloot F. een verbond met Napoleon tegen Rusland; doch na den vrede van Tilsit verliet hij dit bondgenootschap, om er een aan te gaan met Engeland.
In 1813 sloot F. te Gulistan een vredesverdrag met de Russen, waarbij hij afstand deed van zijne aanspraak op Georgië. In hetzelfde jaar ontweldigde hij de prov. Herat aan den koning van Kaboel; maar door den twist, die tusschen zijne zonen Abbas-Mirza en Mohammed-Ali ontstond, was hij niet bij machte zich in het bezit van die prov. te handhaven. In 1821 verklaarde F. den oorlog aan Turkije, en bedong een voor Perzië voordeelig traktaat (1823). Na keizer Alexanders dood vatte F. het plan op, om de plaatsen, die hij aan de Russen verloren had, te herwinnen. Aanvankelijk zegevierend, werd hem vervolgens herhaalde malen de nederlaag toegebracht door den russischen generaal Paskewitsj, zoodat F. 1828 genoodzaakt was eenen onvoordeeligen vrede te sluiten, waarbij de Aras als grensscheiding werd aangewezen tusscheu Rusland en Perzië. Zes jaren later stierf F., den troon nalatende aan zijnen kleinzoon Mohammed-Mirza, wiens vader Abbas-Mirza kort te voren was gestorven.