lat. Mneas, trojaansche prins, zoon van Venus en Anchises, trouwde met Creüsa, de dochter van Priamus, en verwekte bij haar Ascanius.
In den trojaanschen oorlog onderscheidde E. zich vooral in den noodlottigen nacht toen de stad ingenomen werd. Ziende dat alles reddeloos verloren was, en dat geheel Troje in brand stond, nam hij zijnen 80-jarigen vader Anchises op zijne schouderen, om hem te redden uit de vlammen, en vluchtte zoo, met zijne huisgoden bij zich, en met zijn zoon Ascanius aan de hand, en bracht beiden behouden aan boord van zijn schip. Zijne vrouw Creüsa, die hem achterna was gekomen, geraakte verdwaald in een bosch. Met een aantal Trojanen aan boord zeilde hij van zijn geboorteland af, om in een vreemd land eene kolonie te gaan stichten. Zijn schip werd beloopen door geweldige stormen, en op de kust van Carthago geworpen, waar (volgens Virgilius) Dido hem eenigen tijd bij zich hield. Eindelijk weder de reis aanvaard hebbende, kwam E., zeven jaren na de verwoesting van Troje, in Italië aan. Te Cumae liet hij zich door de Sibylle naar de Onderwereld brengen, waar hij een bezoek aflegde bij de schim zijns vaders, die reeds verscheidene jaren dood was. In Latium aangekomen, werd E. gastvrij ontvangen door koning Latinus, die hem de hand van zijne dochter Lavinia aanbood. Maar Turnus, de koning der Rutulen, aan wien Lavinia reeds verloofd was, deed hem nu den oorlog aan. Na verscheidene overwinningen, op den koning der Rutulen behaald, werd deze totaal verslagen en in een tweegevecht door E. gedood. Nu nam de overwinnaar Lavinia tot vrouw, stichtte baar ter eere de stad Lavinium, en regeerde nog verscheidene jaren over Latium (omstr. 1250 v. Chr.). Lavinia schonk hem een zoon, die den naam ontving van Sylvius. Virgilius heeft de lotgevallen en deugden en heldendaden van E. bezongen in een heldendicht {AeMneis).