Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Edda

betekenis & definitie

d. i. Overgrootmoeder, is de ijslandsche naam, waaronder men twee verschillende werken der oudnoordsche letterkunde verstaat.

De oudste E., die gezegd wordt te zijn verzameld in de 1 Ie eeuw door Saemund Sigfusson, bijgenaamd de Wijze (gest. op IJslattd 1133), draagt naar hem ook wel dan naam van Saemund’s Edda, en is eene verzameling van dichtstukken, waarin onderwerpen worden bezongen uit de oud-scandinavische góden- en helden-sagen, meerendeels behoorende tot de 7e en 8e eeuw. De andere E. is in proza, en in de 12e eeuw bijeengebracht door den ijslandschen geschiedschrijver Snorri Sturluson (gest. 1211); naar hem wordt deze E. ook wel genoemd Snorrïs Edda, zijnde een leerboek der oudnoordsche mythologie en dichtkunde. De manuscripten der E. worden bewaard te Upsal en te Kopenhagen. Van de eerste E. werd eene groote editie in het licht gegeven door de Arna-Magnaanische Commissie (3 dln. Kopenhagen 1787—1828), en eene kleine editie door Munch (Christiania 1847) en door Möbius (Leipzig 1860). Van de tweede E. werden complete editiên bezorgd door Rask (Stokholm 1818) en door Sveinbjórn Egilsson (Reykjavik 1848—49), terwijl ook door de Arna-llagnaanische Commissie eene critische uitgave werd begonnen, waarvan de twee eerste deelen verschenen zijn 1848—52 te Kopenhagen. Eene duitsche vertaling der eerste E. leverde Simrock (Stutgart 1851; 2e druk 1855); bij zijne overzetting der Edda-liederen leverde hij tevens eene vertaling van het mythologische gedeelte der tweede E. Reeds in de Bibliothcque ëtrangére (Parijs 1839—40) leverde mademoiselle Du Puget eene complete fransche vertaling der Edda-boeken.

< >