en Eckhart, naam van verscheidene duitsche geleerden, waaronder inzonderheid uitmunt (Johann Georg), lat. Eccardus, geb. 1674 in het hertogdom Bronswijk, gest. 1730, was eerst professor der geschiedenis te Helmstedl, daarna de opvolger van Leibnitz als bibliothecaris van Hanover, welke stad hij echter heimelijk verliet om zich naar Keulen te begeven, waar hij van de luthersche Kerk overging tot de roomsch-katholieke waarna hij door den invloed van den paus werd aangesteld te Wurtzburg als bisschoppelijke raad, historiograaf en bibliothecaris.
Hij heeft een aantal werkenj geschreven, onder ander e: Leges Francorum et Ripuariorum (Frankf. 1720); Origines HabsburgoAustriacce (Leipzig 1721); Historia genealogica principum Saxonice superioris (1722); Corpus historia medii tevi, a tempore Caroli Magni usque ad finem steculi XV (2 dln. 1723); Commentarii de rebus Francice oriehtalis (2 dln. 1729); De Origine Germanorum, migrationibus ac rebus gestis (Göttingen 1750). Hij leverde ook Etymologische nasporingen, en eene uitgaaf van de ‘Collectanea etymologica" van Leibnitz.