turksch Doeradzj of üratsj, versterkte stad met haven in turksch Albanië, op eene landtong in de Adriatische Zee, met 9000 inw., is tegenw. nog slechts een schaduwbeeld van vroegere grootheid ; er zetelen twee bisschoppen, een grieksche en een roomschc. Onder den naam Epidamnus werd deze stad in 626 v.
Chr. gesticht als volkplanting der Corcyreërs, en werd al spoedig eene gewichtige plaats. Onder de Romeinen ontving het den naam Dyrrhachium (zie dat art.; veldslagen tusschen Cesar en Pompejus); in de 4e en 5e eeuw bloeide het als hoofdplaats der byzantijnsche eparchieNieuw-Epirus. In 1081 werd hier de grieksche keizer Alexius Comnenus verslagen door Robert Guiscard. Na velerlei wisselingen, doordien het van den een in eigendom was overgegaan in de handen van een ander, kwam D. in 1205, bij de deeling van het byzantijnsche rijk, aan Veuetie, 1313 aan Filips van Tarentum, vervolgens aan Navarra, totdat het 1502 werd veroverd door de Turken, lil de middeleeuwen was het een hertogdom geweest, bezeten door verscheidene vorsten uit het huis Anjou-Sicilie; de voornaamste was Karel van D. (zie de koningen van Napels).