Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Drenthe

betekenis & definitie

oudtijds ook Trente, de minst bevolkte provincie van het koningrijk der Nederlanden, groot circa 48f vierk. mijl, met slechts even 96,000 zielen bevolkt, bestaat voor een goed deel uit groote veenen; de hoofdplaats is Assen. De prov.

D. grenst ten N. en N. O. aan Groningen, ten Z. en Z. W. aan Overijsel, ten W. aan Friesland en Groningen. Men vindt in D. verscheidene oudheden, o. a. inzonderheid de Hunebedden (zie HUNEBEDDEN). Beeds vroeg in de 9e eeuw vinden wij van D. gewag gemaakt; het bestond toen uit verscheidene graafschappen, doch komt later als een enkel graafschap voor. Het behoorde destijds aan het heilige roomsche rijk, zoodat het geen erfelijke graven had, doch door den keizer werd geschonken aan wien hij goedvond. Zoo schonk keizer Hendrik II in 1024 een gedeelte van D. aan den bisschop van Utrecht, door wien daarover een stedevoogd ais bestuurder aangesteld werd, die het slot te Koeverden bewoonde, en uit dien hoofde den titel voerde van kastelein (slotvoogd, burggraaf) van Koeverden. Daar deze stedevoogden veelal eigenmachtig regeerden, werd het bezit van D. voor de utrechtsche bisschoppen eene bron van vele moeilijkheden; en toen bisschop Boudewijn II in 1196 den stedevoogd uit zijn ambt ontzette wegens machtsoverschrijding, verschafle deze zich eenen aanhang,. sterk genoeg, om den bisschop te kunnen beoorloogen, waartoe de hertog van Gelder heimelijk ondersteuning verleende. De binnenlandsche oorlogen, waaraan D., wegens verzet der stedevoogden tegen de utrechtsche bisschoppen, ter prooi was, herhaalden zich dikwijls, en waren lang van verderfelijken invloed op D.’s welvaart. In 1522 maakte Karel, hertog van Gelder, zich van D. meester; doch toen 1528 de utrechtsche bisschop Hendrik van Beieren van al zijn wereldlijk gezag afstand deed aan keizer Karel V, liet deze gewapenderhand zijne rechten op D. gelden, zoodat hertog Karel van Gelder zich genoodzaakt zag in het laatst van 1536 eene schikking te treffen, waarbij D. aan den keizer afgestaan werd, die 1555 de Nederlanden (waaronder ook D.) overdroeg aan zijnen zoon Filips II, koning van Spanje, die 5 Sept. 1556 door de Drenthenaars plechtig als hun landheer werd gehuldigd. Bij de nieuwe indeeling der Nederlanden in 3 aartsbisdommen en 14 bisdommen, ten verzoeke van Filips II door den pauselijken stoel verleend, kwam geheel D. kerkelijk onder het gezag van den bisschop van Groningen (pauselijke bul 7 Aug. 1561), welk gezag echter door de kort daarna uitgebrokene kerkhervorming te niet gedaan werd, daar de staten van D., in navolging van de andere nederlandsche provinciën, na de verovering van de stad Groningen (23 Juli 1594) door prins Maurits, alle gehoorzaamheid aan Spanje’s koning ontzeiden. Reeds 11 April 1580 had D. het gewaagd toe te treden tot de Unie van Utrecht, in 1579 aangegaan door de nederl. gewesten,die het spaansche juk hadden afgeschud; doch reeds in 1582 wasD. door George van Lalaing, graaf van Rennenberg, weder onder de heerschappij van Spanje gebracht. Intusschen was 1592 Koeverden door prins Maurits bemachtigd, en 1594 (gelijk boven gezegd) kwam geheel D. onder de bescherming der Algemeene Staten, doch zonder als provincie stem te hebben in de wetgevende vergadering van de republiek der zeven provinciën, wordende D. toen steeds het landschap D.”genoemd,waarover door de Algemeene Staten de stadhouderlijke waardigheid opgedragen werd aan den stadhouder van Groningen of van Friesland. Bij de omwenteling van 1795 werd D. een dept. der Bat. republiek; bij de staatsregeling van 1798 werd D. met Overijsel en een gedeelte van Gelderland en van Friesland vereenigd tot het dept. van den Ouden IJsel; bij de staatsregeling van 1805 werd D.weder een departement op zich zelven,en bleef dat tot het geheele koningrijk Holland bij Frankrijk ingelijfd werd, toen D. bij Groningen werd gevoegd om daarmede het departement der Wester-Eems te vormen, welke toestand bleef voortduren tot 1813.Stadhouders van Drenthe.

Willem Lodewijk, graaf van Nassau-Dillenburg (schoonzoon van prins Willem I van Oranje) . 1596

Maurits, prins van Oranje 1620

Ernst Casimir, graaf van Nassau-Dietz . . .1623

Hendrik Casimir.gr. v.N.-D. (zoon des vorigen) 1632

Willem Frederik, prins v.Nassau-Dietz (schoonzoon van Frederik Hendrik, prins v. Oranje) 1640

Hendrik Casimir II, prins van Nassau-Dietz. . 1675

prins Jan Willem Friso 1696

prins Willem Karel Hendrik Friso .... 1722

Willem V, prins van Oranje 1751

< >