romeinsch plebeisch geslacht,stond in de laatste tijden der republiek in zeer hoog aanzien. De twee meest bekende takken van het geslacht D. zijn de familiën D.
Calvinus en D. Ahenobarbus; deze laatste naam, die roshaard of bronskleurbaard beteekent, was volgens Piutarchus aangenomen omdat de baard van zekeren Lucius D.eensklaps van zwart rossig was geworden. Tot laatstgen. familie behoorde keizer Nero.D. Ahenobarbus (Cneus), consul 122 v. Chr., versloeg de Allobrogen in eenen grooten veldslag, waarbij zij 20,000 dooden op hel slagveld lieten. Hij bezoedelde echter den roem, dien hij met deze overwinning behaald had, door zich schuldig te maken aan een laaghartig verraad; hij noodigde namelijk hunnen korting Bituitus uit, om een onderhoud met hem te komen voeren, en zoodra die vorst zonder argwaan bij hem kwam, liet hij hem in boeien slaan en zond hem gevankelijk op naar Rome.
D. Ahenobarbus (Cneus), vader van keizer Nero, was gehuwd met Agrippina, die hij reeds vroeg als weduwe naliet, waarna zij de vrouw werd van keizer Claudius, dien zij wist over te halen den zoon uit haar eerste huwelijk, nl. Nero, te adopteeren. Deze D. was onder Tiberius pretor en consul geweest; hij was een man van een woest en laaghartig karakter. Hij zeide zelf, dat er van hem en zijne vrouw niets anders kon voortkomen dan een monster, die een gruwel zou worden voor de menschheid.