naam van twee macedonische koningen, nl.:
I, bijgenaamd Poliorcetes, d. i. Veroveraar van steden, was de zoon van Antigonus, een der veldheeren en opvolgers van Alexander. Hij diende eerst onder zijnen vader, veroverde voor hem Babylonië en Carië, en nam Athene in, van waar hij Demetrius Phalereus verdreef; maar hij en Antigonus leden de nederlaag in den slag van Ipsus (301 v. Chr.), waarna D. genoodzaakt was gedurende eenigen tijd het leven te leiden van een avonturier. Na echter eenige troepen aangeworven te hebben maakte hij zich meester van den Peloponnesus, en vervolgens van Macedonië, waar hij zich staande hield van 295 tot 287 v. Chr. Van den troon geworpen door Pyrrhus, deed D. eenen inval in Azië, waar Seleucus regeerde; maar deze nam hem gevangen (286) en hield hem gevangen tot aan zijnen dood (283 v. Chr.).
II, zoon van Antigonus Gonatus en kleinzoon van D. I, regeerde van 242 tot 232 v. Chr., beoorloogde de Etoliêrs, de Acheërs en Alexander II, koning van Epirus, en veroverde Cyrenaica.