een der veldheeren van Alexander den Groote, een man van uitstekende bekwaamheden, maar al te onbuigzaam, te hebzuchtig, te begeerig naar roem en te wreedaardig; hij had den bijnaam van Cycloop, daar hij reeds vroeg een oog verloren had. Bij de na Alexander's dood plaats grijpende verdeeling van de door dien vorst veroverde landen, stelde A. zich in het bezit van Phrygie.Lyciè en Pamphylië, verbond zich, tegen den zich als meester opgeworpen hebbenden Perdiccas, met Antipater, Craterus en Ptolemeus, en breidde zijne bezittingen aanmerkelijk uit, daarin krachtdadig geholpen door zijnen heldhaftigen zoon Demetrius Poliorcetes.
Hij droeg het meest bij tot de vernietiging van Alexander’s familie. Na eenen nieuwen oorlog tegen Ptolemeus en Oassander nam hij den koningstitel aan, welk voorbeeld door de overige zich nog staande gehouden hebbende veldheeren van Alexander werd nagevolgd. In den Iaatsteu oorlog tegen Cassauder en diens bondgenooten verloor A. (301 v. Chr.) in den ouderdom van 84 jaren het leven in den beslissenden slag bij Ipsus in Phrygië; en met zijnen dood ging zijn »rijk van Azië" te niet. Zijne afstammelingen, tot op Perseus, regeerden over Macedonië.