(Flavius Julius), zoon van Constantijn, in 317 door zijnen vader met den titel van »cesar” beschonken, behaalde eene overwinning op Licinius. Fausta, de schoonmoeder van dezen jongen prins, vatte eene misdadige liefde voor hem op, en toen C. hare aanzoeken van de hand had gewezen beschuldigde zij hem, dat bij haar had willen verleiden.
Constantijn sloeg aan die betichting te ligt— vaardig geloof, en liet zijn zoon ter dood brengen (326) door middel van vergif.C., een Corinthiër, overste der synagoge, werd gedoopt door Paulus. Hand. 18 : 8 en I Corinth. 1 : 14.