lat. Cosentia, napolitaansche stad, hoofdpl. van Calabria citeriore, 31 mijlen bezuidoosten Napels; 14,000 inw.; geboortepl. van den wijsgeer Telesio.
In de oudheid was C. de hoofdstad van Bruttium. De Bomeinen onderwierpen C. aan hun gezag; na hen maakte Hannibal, geholpen door de Lucaniërs, zich van C. meester. Alarik, koning der Gothen, belegerde C. (410); hij stierf gedurende dat beleg, en werd door zijne soldaten in het stroombed van den Bussento begraven (412). De Sarracenen verwoestten C.; later deden dat de Noormannen, die er zich vervolgens vestigden (1130), en C. tot hoofdstad maakten van hunne staten in Calabrië.