(George), engelsch geschiedschrijver, geb. 1742 te Fochabers in het schotsche graafschap Moray, was tot de uitbarsting van de noord-amerikaansche omwenteling in Noord-Amerika gevestigd als regtsgeleerde, en stierf 1825 te Londen als ambtenaar bij het ministerie van koophandel. Zijn voornaamste werk is Caledonia or a lopographical history of Norlh-Rritain (Edinburg 4 dln. 1807—24).
(Alexander), geb. 1759 te Aberdeen, gest. 1834, is de schrijver van een General biographical dictionary (32 dln. 1812—17), van een Woordenboek der engelsche taal, enz.
(Thomas), stichter van de vrije presbyteriaansche Kerk van Schotland, geb. 17 Maart 1780 te Anstruther, eerst predikant, 1824 prof. der zedekundige wijsbegeerte te St.-Andrews, en 1828 prof. dei theologie te Edinburg. In 1843 legde hij zijne ambten neder, verliet de Kerk, waartoe hij behoord had, en stelde zich, als voorstander van de oude onafhankelijke kerkregeling, aan het hoofd der dissidenten. Als pastor primarius der iu 1843 nieuw gevormde presbyteriaansche Kerk van Schotland, was hij voor de belangen van het nieuwe kerkgenootschap onvermoeid werkzaam tot aan zijnen dood 30 Mei 1847 te Morningside bij Edinburg.