graafschap (Aberdeenshire) in het oostelijk gedeelte van Schotland, beslaat 92 vierk. mijlen met ruim 200,000 inw. Het ten zuidwesten aan het Grampian gebergte grenzende gedeelte is ruw en woest bergland, ten deele niet wereldoude bosschen overdekt, en naar de kust vlakker wordende, doch weinig vruchtbaar; de kusten zijn rotsig en steil, op ontelbare plaatsen door de zee uitgehold (de Butlers van Buchan).
Voornaamste rivieren: de Deveron, de Dee, de Don met de Urie en de Ugie. Het klimaat is in de laagliggende streken gematigd; algemeene takken van nijverheid zijn het mijnwezen, de visscherij en de veeteelt; handel en verkeer zijn aanzienlijk.De hoofdstad van het graafschap is A., hoofdstation van den Aberdeen and GreatNorth of Scotland spoorweg, en wordt door de Dee, over welke onder anderen eene fraaije brug ligt, die een boog van 132 voet vormt, in Oud en Nieuw A. gesplitst. Nieuw-Aberdeen, de aanzienlijkste stad van Noord-Schotland, met ruime straten en huizen van graniet, heeft omstreeks 50,000 inw., ligt aan de uilvloeijing van de Dee in de Noordzee en bezit eene goed beveiligde en behoorlijk versterkte haven ; universiteit, bibliotheek, observatorium, museum voor natuurlijke historie en archeologie ; aanzienlijke manufacturen voor wollen, katoenen en linnen waren ; een belangrijke koophandel, die onderhouden wordt door meer dan 400 eigene schepen. Oud Aberdeen heeft circa 25,000 inw., eene omstreeks 1357 gebouwde kathedraalkerk, eene in 1505 gestichte hoogeschool (King's College), welke met die van Nieuw A. ééne universiteit vormt.