Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Canarische eilanden

betekenis & definitie

sp. Islas Canarias, oudtijds wegens de ongemeene vruchtbaarheid van den grond genaamd Forlunatce Insulte, d. i.

Gelukkige eilanden, eene groep van zeven bewoonde en dertien onbewoonde eilanden, onder het gezag van Spanje, in den Atlantischen Oceaan, aan de westkust van Afrika, op 18 mijlen afstands van het vasteland; ze beslaan te zamen eene oppervlakte van ruim 132 vierk. mijlen, met eene bevolking van 258,000 zielen. De 7 bewoonde C. zijn;Teneriffe,Gran-Canaria, Palma, Lanzarote, Fuerlaventura, Gomera en Ferro (of Hierro = IJzer-eiland; NB. over dit eiland ging voorheen de eerste meridiaan). Ze zijn allen van vulcanischen oorsprong en bergachtig; de hoogste piek is de 11,850 vt. hooge Pic-de-Teyde op Teneriffe, gemeenlijk Pic-de-Teneriffe genaamd.De Pheniciers en de Carthagers hadden oudtijds factorijen op de C.; maar na den ondergang van Carthago geraakten de C. geheel in vergetelheid, en bij de zeevaarders waren de «Gelukkige eilanden” niet anders meer bekend dan bij naam. In 1330 werden ze wedergevonden door Franschen, doch bleven veronachtzaamd, totdat de Spanjaarden ze 1402 in bezit namen en dadelijk begonnen met de uitroeijing van de inlandsche bevolking (de Guanches); wel werden de Spanjaarden in de 15e eeuw eenen korten tijd door de Portugezen in het bezit derC.gestoord; en wel deden de Afrikanen der noordwestkust tot 1749 gedurige pogingen om de C. te bemagtigen, doch sedert 1512 kan men zeggen, dat de Spanjaarden er volkomen meester van geweest zijn ; en daar de Guanches op dat tijdstip geheel uitgeroeid waren, bestaat de tegenw. bevolking bijna uitsluitend uit lieden van spaansche, alsmede eenige weinigen van portugesche afkomst. Sedert 1822 vormt de Canarische archipel eene spaansche provincie, die hare vertegenwoordigers naar de Cortes zendt, een afzonderlijk militair gouvernement, met de hoofdplaats Santa-Cruz-de-Teneriffa.