geb. te Rome 63 v. Chr., tot aan zijne troonsbestijging bekend onder den naam van Octavins, werd, na de opheffing van het romeinsche gemeenebesl, de eerste alleenheerscher of imperator, is een der meest genoemde en meest bekende personen uit de oude geschiedenis, hoofdzakelijk ook doordien onder zijne regering de geboorte van Christus plaats greep (zie Lucas 2 : 1).
Afstammende uit de rijke en aanzienlijke familie der Octavianen te Velitne (Velletri) in het land der Volscen, verwant aan de familie van Julius Cesar en aan die van Pompejus den Groote, had A. reeds van zijne vroegste jeugd het uitzigt vóór zich op eene schitterende loopbaan. Hij was nog zeer jong toen hij zijnen vader verloor en geadopteerd werd door zijnen oom Cesar; en toen deze vermoord werd was A. pas 18 jaren oud en lag op studie te Apollonia, van waar hij dadelijk naar Rome kwam, om als erfgenaam van Cesar diens nalatenschap te aanvaarden. Door zijne mildheid jegens de veteranen van Cesar en voornamelijk door den invloed van Cicero, mogt het hem gelukken, in weerwil van de aanmatigingen van Antonius, dien hij in verscheidene burgertwisten bestreed, aan het roer te komen. Later vereenigde hij zich met Antonius en Lepidus tot het beruchte Driemanschap. Ongemerkt wist hij echter, door nu tot deze dan tot gene partij over te hellen, maar steeds zijn eigen plan vervolgend, zijne magt meer en meer te versterken. Lepidus werd uit het Driemanschap verwijderd, en na den slag bij Actium ruimde ook Antonius door een vrijwilligen dood voor goed het veld, zoodat Octavianus alleen meester van het bewind bleef. Met den titel van Augustus vereerd, en door de onderdanig geworden senatoren enz. "vader des vaderlands” genoemd, hield hij zich, bij zijn onbetwistbaar talent om de teugels van het bewind te voeren, door sluwheid en door steeds van zijne hartstoglen meester te blijven, 44 jaren lang als alleenheerscher staande. Ofschoon klein van gestalte, boezemde hij toch door zijn voorkomen alleen reeds ontzag in; bjj eene wankelende gezondheid mogt het hem, door groote matigheid, gelukken eenen hoogen ouderdom te bereiken ; zelf zeer ontwikkeld naar den geest en een bekwaam redenaar, deed hij veel voor wetenschap en kunst, zoodat zijne regering het bloeijende tijdvak is geweest van Rome’s letterkunde; even zoo heeft hij zich, omringd door wijze raadgevers (zooals Agrippa, Maecenas en anderen) bijzonder onderscheiden door zijne zorg voor de inwendige rust van Rome en zijne wingewesten, zoomede door de handhaving van de goede zeden en van eene onpartijdige regtspleging. Ofschoon hij zich als een met misdaden beladen arglistig tiran deed gelden, was hij slechts wreed daar, waar de omstandigheden het noodzakclijk maakten; en bij den toenmaligen staat van zaken, was hij voor Rome een weldadig vorst, en vertoont zich in dat opzigt als een verblijdend kontrast tegenover alle vroegere en latere overweldigers. In zijn huiselijk leven was hij niet zeer gelukkig. Hij stierf te Nola in Campanie 19 Aug. anno 14 na Chr., in het 45e jaar van zijne alleenheersching. Toen hij zijnen dood voelde naderen, vroeg hij om eenen spiegel, bragt zijn haar in orde, en vroeg aan de omstanders; "Heb ik mijne rol goed gespeeld?” En op het toestemmende antw'oord hernam hij :”Appiaudiseert dan, want zij is uit." Wanneer wij dezen trek uit zijn leven als waarheid mogen aannemen, zou die een treffend commentarium leveren op zijn karakter, zijne staatkunde en zijn voorbeeldeloos geluk.