Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Boxtel

betekenis & definitie

groot en levendig dorp (en voormalige baronie) in de Meijerij van 's Hertogenbosch,2 uren gaans bezuiden ’s Bosch; werd in Aug. 1388gedeeltelijk in de asch gelegd door Willlem I hertog van Gelder; 1543 liet Maarten van Rossum de baronie B. plunderen; 1583 legde het staatsche krijgsvolk verscheidene huizen te B. in de asch; 1603 rigtten de muitende spaansche soldaten, die het kasteel Stapelen bij B. hadden bemagtigd, veel onheil te B. aan; 1629 werd dat kasteel ingenomeu door graaf Hendrik van den Bergh, die, destijdsinspaansche dienst, uit deze positie prins Frederik Hendrik te vergeefs zocht te noodzaken het beleg van 's Bosch op te breken; 1672 leed B. veel van de aldaar gelegerde fransche troepen. Bekend is het mirakel van B. anno 1280, toen de outaardoeken met het bloed van Christus werden geverwd; bij gelegenheid van de processie 13 Mei 1540 ter eere van dat mirakel, ontstond er een brand, waardoor een klooster en ruim 160 huizen in de asch werden gelegd en verscheidene menschen het leven verloren.

Nog lang was B. eene bedevaartplaats wegens die bebloede outaardoeken, die, na den Munsterschen vrede naar Hoogstraten overgebragt, aldaar in de kerk bewaard worden. In 1660 is de helft van de kerk te B. ingestort.

< >