lat. Bceotia (een gedeelte van het Livadië der Turken), landschap van Midden-Griekenland, tusschen Attica, Locris en Phocis, het kanaal van Eubea en de Alcyonisehe Zee, ingesloten door hooge bergen, zooals de Helicon, Citheron, Parnassus, enz., en doorstroomd door verscheidene kleine rivieren; in B. het beroemde meer Copais, welks overstrooming 1862 jaren v.
Chr. bekend is onder den naam van Watervloed van Ogyges. Het noordelijk gedeelte van B. is kond, guur, bergachtig en onvruchtbaar; in het zuidelijk gedeelte daarentegen tieren welig fijne vruchten en de wijnstok, maar de lucht is hier zwaar en ongezond. De Beotiérs waren aanvankelijk allen veehoeders (vandaar welligt hun naam Bootai, d. i. ossendrijvers); ze waren in geheel Griekenland vermaard om hunne domheid, een oordeel, dat schitterend weersproken wordt door al de groote mannen die uit B. zijn voortgekomen, zooals Hesiodus, Corinna, Pindarus, Epaminondas, Pelopidas, Plutarchus, enz. De eerste bewoners van B. waren de Aonen en de Hyanten; en met Attica slechts één geheel vormend droeg het den naam van Ogygiê, d. i. hetland van Ogyges. Later stond B. op zich zelven, toen zich daar kwamen nederzetten, eerst (1580) Cadmus met Pbeniciers, later de Minyën; er waren toen in B. twee voorname steden (Thebe en Orchomenus), hoofdplaatsen van afzonderlijke rijkjes. Orchomenus geraakte reeds vroeg in verval; Thebe daarentegen was lang bloeijend. B. werd geregeerd door koningen, van welke de voornaamste (na Ogyges en Cadmus) geweest zijn : Labdacus, Amphion, Laius, (Edipus, Creon, Eteoclus, Thersandrus, enz. Het koningschap werd afgeschaft omstr. 1189 v. Chr., en de 14 groote steden van B. vormden toen eenen Bond, genaamd Beotische (of Pambeotische) Bond. Platea, Haliartus, Orchomenus, Thespies, Tanagra, Anthedon, Coronea waren de voornaamste steden van dien Bond, die bestuurd werd door eenen archon of beotarch, ter zijde gestaan door een raad van vier leden. De medische oorlogen verschaften aan de Beotiërs eenige gelegenheid om zich te onderscheiden; maar al spoedig bragten de Lacedemoniêrs, reeds (404 v. Chr.) meester van Athene, ook B. tot onderwerping, door den slag van Cheronea (394 v. Chr.). Wel schudde Thebe (378 v. Chr.) het lacedemonische juk weder af, en werd door de overwinningen van Epaminondas (bij Leuctra en bij Mantinea) voor een korten tijd het gewigtigste rijk in Griekenland; maar door aanmatiging en zucht om te overheerschen maakte het zich gehaat bij al deszelfs bondgenooten, en werd het ten val gebragt; anno 329 v. Chr. werd Thebe ingenomen en gesloopt door Alexander. Sedert dat tijdstip speelt B. geen rol meer in de geschiedenis. Zie THEBE.