Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Barbarijë

betekenis & definitie

of Barbaresken-Staten,noemt men, naar de oorspronkelijke bewoners (de Berberen), de kustlanden van noordwestelijk Afrika, het Atlasland en, door bepaalde grenzen van hetzelve gescheiden, Tripolitanie. Tot het eerstgenoemde behooren : het gebied van Marokko, het rijk van Sidi Hezjam en eenige Opperhoofden, Algerië en Tunis.

Als een geheel beschouwd, grenst B. ten W. aan den Atl. Oceaan, ten N. aan de Middelt. Zee, ten Z. aan de woestijn van Sahara, ten O. aan den meridiaan van het voorgebergte el-Mellah, die de kalkvlakte der Akaba, welke zich tusschen het plateau van Barka en Alexandrië uitstrekt, in tripolitaansch en egyptisch gebied splitst. Door talrijke van den Atlas parallel uitloopende ketenen wordt B. doorsneden van den Atl. Oceaan ten W. tot aan de groote golf ten 0. ;en de bedoelde parallel-ketenen worden weder door eene menigte dwarsketenen met elkander verbonden. Deze gebergte-massaas zijn over het geheel genomen verbrokkeld en steil. Eene menigte bergstroomen, nagenoeg allen met eenen slechts korten loop, besproeijen het land; ze ontlasten zich deels in de zee of in de talrijke zoutmeren, deels loopen ze dood in het zand der woestijnen. Het klimaat komt op de noorderhelling van het geheele Atlasland overeen met dat van het zuiden van Spanje en Portugal. Aan gene zijde van den Balad-el-Dzjerid vormt het den overgang tot de keerkringshitte der Sahara. Een groot gedeelte des lands, dat zich in de oudheid onderscheidde door bloeijenden akkerbouw en groote vruchtbaarheid, is voor den landbouw bij uitnemendheid geschikt. De plantengroei is, vooral in de vlakten en dalen, eene zeer menigvuldige en rijke. De bosschen bestaan meerendeels uit kurk-eiken met zeer donker loof, hier en daar ook uit ceders, populieren , vijgeboomen , mirten, oleander en laurierboomen; in de oazen tieren hetweligstdedadelboom en andere palmen. In Januarij beginnen de weilanden groen te worden, en komt de grootst denkbare verscheidenheid van de heerlijkste bloemen te voorschijn. De bebouwde vlakten leveren nagenoeg alle europesche graansoorten in ruimen overvloed. Het dierenrijk is hier, wat de gewone huisdieren betreft, vertegenwoordigd door schaap, paard, muilezel, kameel, enz., allen van sclxoonen ligchaamsbouw; van wilde dieren ontmoet men apen, leeuwen, luipaards, evers, jakhalzen en hyenaas; behalve tam gevogelte heeft B. overvloed van moeras- en watervogels, meerkoeten, arenden en gieren. Velerlei vischsoorten bevolken zoowel de rivieren, inzonderheid in Marokko, als de aangrenzende gedeelten der zee. Koraalvisscherij is aan de noordkust een belangrijke tak van bestaan. Nuttige_ metalen zijn rijkelijk aanwezig, doch men heeft er zich nog niet veel op toegelegd ze te winnen ; zout is een der voornaamste produkten; benevens graniet, gneis en porphier, maakt kalksteen het hoofdbestanddeel der bergen uit; andere mineralen zijn : koper,ijzer,lood,mangan-,tin-enantimoniumerts, zwavel en verscheidene marmersoorten.De oorspronkelijke bewoners des lands, de Berberen, zijn meer naar het binnenland teruggedrongen; onder de geimmigreerden van vroegeren tijd zijn het voornamelijk de Arabieren, die de vruchtbare vlakten bewonen; nevens hen bestaat, als een volk van gemengd ras, dat der Mooren, die hoofdzakelijk verblijf houden in de steden. Joden vindt men er overal, en wel inzonderheid in de zeesteden. Het getal der europesche immigranten begint, sedert de verovering van Algerië door de Franschen, meer en meer toe te nemen. De taal, die het meest is verspreid, is het Arabisch.

De landstreken van B. zijn reeds sedert overouden tijd bekend; de Pheniciërs moeten reeds omstr. 1000 jaren v. Chr. koloniën en steden op de noordkust van Afrika hebben gesticht, waaronder het later zoo beroemd gewordene Carthago. Van de oostzijde af coloniseerden, in de 7eeeuwv.Chr.,deGriekenhet plateau van Barka, de pentapolis van Cyrenaica; verder in het binnenland huisden de Numidiërs en Mooren in onafhankelijke stammen en zonder eenige beschaving. Na den tweeden punischen oorlog traden ook de Romeinen op als kolonisten van Noord-Afrika; weldra hadden zij, na herhaalde overwinningen op de zich tegen hen verzettende numidische stammen, het geheele noorden van Afrika, van de Groote Syrte tot aan den Atl. Oceaan, als het grootste en schoonste wingewest des rijks, onder hunne heerschappij. Velerhande grootsche werken van bouwkunst en de ruïnen van eenmaal bloeijend geweest zijnde steden getuigen nog heden ten dage van het schitterende tijdperk van Rome’s grootheid. Bij de deeling van het Romeinsche rijk viel de provincie Cyrenaïca aan het oostersch-rom. rijk ten deel, terwijl de overige westelijke provinciën van Noord-Afrika aan het westerschromeinsche rijk verbleven. Nadat zich omstreeks dien tijd het Christendom met verbazende snelheid in Noord-Afrika verspreid had, en de banden, die de romeinsche heerschappij bijeen hielden, meer en meer begonnen te verslappen, werd het land in 429 eene ligte prooi der Vandalen, die het in bezit hadden tot 533, toen aan hunne overheersching een einde werd gemaakt door Belisarius, den veldheer van keizer Justinianus. Het grieksch-romeinsche gezag moest echter al spoedig voor dat der meer en meer voorwaarts dringende Arabieren wijken, en werd 692 door Hassan, den veldheer van kalif Abdel-Malek voor goed vernietigd. Na verscheidene binnenlandsche oorlogen, en nadat vele inheemsche dynastiën meerendeels slechts kortstondig geregeerd hadden, werd later, van de 13e eeuw af, de grond gelegd tot de hedendaagsche Barbaresken-rijken; zoo, namelijk, vormden zich als onafhankelijke rijken Algiers, Oran,Boedzjia,Tenez,enz. De latere toestanden van deze landen ondergingen van tijd tot tijd aanmerkelijke wijzigingen, deels door de Turken, die voornamelijk het oostelijk gedeelte van B. aan hun gezag onderwierpen, deels door de afbreuk, die de Christen-rijken toebragten aan de mahomedaansche overheersching in Noord-Afrika en Spanje.

< >