Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Ark

betekenis & definitie

1) A. (Noachs-), het drijvende gebouw, waarin Noach zich met zijn gezin en een menigte levende dieren uit den Zondvloed redde. De A. was 300 ellen lang, 50 ellen breed, 30 ellen hoog, en had 3 verdiepingen, die afgedeeld waren in een aantal vertrekken.

Toen het water van den Zondvloed begon te dalen, bleef de A. op een der toppen van het gebergte Ararat staan, en het bijgeloof beweert, dat zij daar, onder de sneeuw bedolven, nog staat.2) A. (Verbonds-), kist waarin de tafelen der Wet waren geborgen, die God aan Mozes had gegeven. Deze A. werd als een heiligdom bewaard in den tempel te Jeruzalem.

< >