Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Anhalt-köthen

betekenis & definitie

De vorsten van deze linie sedert 1586 zijn : Lodewijk, mede-oprigter van hel Vruchtbrengende genootschap, gest. 1050.

Wilhelm Lodewijk, minderjarig gest. J665 zonder afstammelingen.

Lebrecht en Emanuel, stichters der jongere köthensche of plótzkauer linie, gest. 1669 en 1670.

Emanuel Lebrecht, bij den aanvang zijner regering nog minderjarig, later door de begunstiging, die hij den Lutherschen bewees, in zeer vele moeijelijklieden gewikkeld, gest. 1704.

Leopold gest. 1718.

August Lodewijk, gest.1755.

Karel George Lebrecht, gest. 1789 als keizerlijk veldmaarschalk te Semlin.

August Christiaan Frederik, gest. 1812,bekend door de invoering van hel Code Napoléon.

Lodewijk, gest. 1818, met wien deze linie uitstierf,

Nu volgde Ferdinand, uit de linie A.-IL-Plesz, gest. 1830, bekend doordien hij en zijne gemalin overgegaan zijn tot de roomsch-katholieke Kerk.

Hendrik, bekend als de bevorderaar der elkander in Kothen kruisende spoorwegen; met zijnen dood (23 Nov. 1847) stierf de köthensche linie geheel uit; en het land, van toen af door den hertog van Dessau, als senior des Huizes, medegeregeerd, ontving 1848 met Dessau eene gemeenschappelijke staatsregeling, had echter nog een afzonderlijk ministerie en bleef als afzonderlijk hertogdom bestaan tot o Febr. 1853. toen Bernburg, bij verdrag, voor eene som gelds afstand deed van zijne regten op een deel des lands. en Kothen formeel met Dessau yereenigd werd.

< >