1) dorp en kantonshoofdplaats in Zuid Holland, op den linker-oever van den Ouden-Rijn, 5 uren gaans beoosten Leyden en bewesten Woerden, waarschijnlijk het oude Albimana of Albiniana, ook voorkomende ouder den naam van Alpheni Castra; hoe dit zij, zooveel is zeker, dat Alphen reeds over de twee duizend jaren oud moet zijn, want ten tijde der Romeinen lag hier het eerste legioen, het Minervische genaamd, dat opgerigt was door Domitiaan. Tijdens de strooptogten der Denen en Noormannen werd ook A. geplunderd en leeggeroofd.
Den 21 October 1424 werd te A. eene sterke bende Kabeljaauwschen geslagen door die van de hoeksche steden Schoonhoven, Gouda en Oudewater, die Jacoba van Beijeren als gravin erkend hadden, nadat deze kort te voren in manskleederen uit de gevangenschap ontsnapt was, waarin zij door haren neef Filips van Bourgondië te Gent was gehouden. Daarop sloeg Jacoba het beleg op voor Haarlem; doch voorzigtigheidshalveweldraditbeleg wederopbrekende, legerde zij zich met de haren weder te A., waar zij 30 April 1425 door eene sterke magt Kabeljaauwschen, onder aanvoering van Jan van Uitkerken, werd aangevallen, doch na een hardnekkig en moorddadig gevecht den vijand op de vlugt sloeg. In 1485 geraakten de Hoekschen en Kabeljaauwschen hierwederslaags;ditmaal werden eerstgenoemden op de vlugt gedreven. In 1573, bij het merkwaardige beleg van Leyden, hadden de Spanjaarden hier eene verschansing opgeworpen. In de woelige dagen van 1787 hadden te A. groote ongeregeldheden plaats. In het laatst van 1813 was A. de eerste plaats in ons vaderland waar de Oranjevlag van den toren wapperde. In 1619 werd nagenoeg geheel A. in de asch gelegd door een zwaren brand; den 5 Sept. 1716 werd het nogmaals door een feilen brand geteisterd, waardoor 25 huizen vernield werden. A. wordt gehouden voor de geboorteplaats van den geschiedschrijver Willem Heda. 2) A., oudtijds Alfheim of Alpheim, dorp in Noord-Braband, ruim 1 uren gaans bezuidoosten Breda, werd ten jare 711 op den 20 Junij door een saalfrankisch edelman, met name Engelbrecht, ten geschenke gegeven aan den heiligen Willebrordus, die het in 726 bij testament vermaakte aan de abdij van Echternach, welke het gedurende 4 ½ eeuw heeft bezeten. In 1545 werd A. door de Gekierschen onder Maarten van Rossem geheel afgebrand, en ook in de opvolgende oorlogen heeft het herhaaldelijk door plundering, verwoesting en brandschatting veel te lijden gehad. Het ligt l uur gaans van de Belgische grenzen. In 1793, en vooral in 1813, zijn in de nabijheid van A. op de zoogenaamde Molenheide zeer vele romeinsche urnen opgedolven.