Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Alf

betekenis & definitie

deensch Alf, mrv. Alfer; zweedsch, alleen in het mrv. in gebruik: elfvor (lees : elwor); nederl. alf en elf, mrv. alven en elven; vrouwel. alvinne en ekinne.

In de germaansche mythologie benaming van een afzonderlijk geslacht van wezens, die te zamen met de Reuzen, de Goden (Azen en Wanen) en de Menschen de totaliteit der redelijke wezens uitmaken. Toen de Azen Woedan (d. i. Wodan), Wili en Wee (heilig) den Reus Ymir verslagen, uit zijn bloed de zee en het water, uit zijn vleesch de aarde, uit zijne beenderen de bergen, uit zijne tanden en kinnebakken de rotsen en klippen, uit zijnen schedel den hemel, en uit zijn brein de wolken geschapen hadden, kwamen de Alven als maden tevoorschijn uit de ingewanden van Ymir, en ontvingen van de Azen eene menschelijke gedaante en menschenverstand. Sommigen onderscheiden drie soorten van alven: witte of licht-alven, donkere (bruine), en zwarte alven; volgens anderen zijn de donkere en zwarte dezelfde. De Licht-alven zijn schooner van aangezigt dan de zon; de Zwarte zwarter dan pek. Na de bekeering tot het Christendom zag men in de Lichtalven, engelen, in de Zwarte duivelen. Van de Lichtalven die in Alfaheim wonen, wist men echter weinig te verhalen; zij werden spoedig vergeten, en daarmede hield ook de tegenstelling der Zwarte alven met hen op. Dezen, op en in de aarde, vooral in de bergen levende, omgang met de menschen hebbende, bleven bekend en werden allengs minder zwart. Ook missen dezen de eigentlijke duivelen-natuur.Zij houden er wel van de menschen nu en dan te kwellen, doch leven ook wel met hen in vriendschap en bewijzen hun dikwijls allerlei diensten. Zij zijn klein van gestalte, dwergen. Die, welke zich in de bergen ophouden, om de daar verborgene schatten, de metalen, te bewaken, heeten aardmannetjes. Zij veroorzaken al de ongelukken, die den mijnwerkers overkomen, omdat dezen hunne schatten rooven. De naam aardmannetjes echter is ook toegepast op andere, die zich in bewoonde huizen schuilhouden, De alven of elven, die voorheen in Nederland woonden, schepten er vermaak in, de oogen van lieden, die zwak van verstand waren, te begoochelen, hen iets anders dan de werkelijkheid te laten zien. Dit heette elfs-gedrogt (alfs-bedrog) en gaf aan die arme lieden het voorkomen van krankzinnigen; de zoodanigen werden dan door elven gekweld, en zoo werd elf, uit misverstand, het gekkennommer.

< >