met den spotnaam della paglia (d.i. van stroo), piemontesche vesting en hoofdstad van de sardische provincie A., 8 mijlen ten zuidoosten van Turijn, aan den regteroever van den Tanaro, met 41,000 inw., belangrijke fabrieken voor linnen-, wollen- en zijden-stoffen en levendigen handel. A. werd 1168 door de republieken Milaan en Cremona onder den naam van Rovereto aangelegd, om den overtogt over den Tanaro en de Bormida tegen keizer Frederik l te verdedigen, die in de onmiddellijke nabijheid met ongeloofelijke snelheid eene sterke vesting liet bouwen, aanvankelijk Cesarea genaamd, doch later ter eere van paus Alexander III, die het tot een bisdom verhief, den tegenwoordigen naam ontvangen hebbende.
Onder de 19 kerken is eene kathedraal (sedert 1823), de Santa Maria di Castello (die reeds van 1107 dagteekent en reeds in Rovereto stond). De akademie van wetenschappen en kunsten, genaamd dei Immobili is opgerigt 1562. Eene bedekte brug loopt naar de citadel, die 1728 ter plaatse van de voorstad Bergoglio gebouwd is; daar is een bagno voor 500 gevangenen. Onder het fransche bewind was A. de hoofdplaats van het dept. Marengo. Na den slag bij Marengo werd hier 16 Junij 1800 tusschen den oostenrijkschen generaal Melas en Bonaparte een wapenstilstand gesloten, ten gevolge waarvan Opper-Italië tot aan den Mincio aan de Franschen ingeruimd werd. Van 1821 af was A. gedurende verscheidene jaren door de Oostenrijkers bezet. In den oorlog tusschen Sardinië en Oostenrijk (1848 en 1849) was het eene hoofdwapenplaats der Pieinontezen. Na den slag van Novara, den 23 Maart 1849, werd A.door de Oostenrijkers bezet, en eerst na de onderteekening van het vredestraktaat weder ontruimd.