Deze linie van het Huis Saksen stamt af van hertog Albrecht, of Albert (Zie ALBERT DE KLOEKMOEDIGE), tweeden zoon van keurvorst Frederik den Zachtmoedige. Aanvankelijk regeerde hij gemeenschappelijk met zijnen broeder Ernst, waarbij deze slechts de Kur, d. i. stemgeregtigdheid bij het kiezen van eenen keizer, vooruit had, met hetgeen aan dat regt van medekiezer was verbonden.
In 1485 kwanten zij tot eene deeling, en Albert nam het gedeelte, dat hoofdzakelijk het markgraafschap Meissen en de helft van het Oosterland bevatte. Aan zijn kleinzoon Maurits werd na den slag bij Mühlberg (24 April 1547) de Kur verleend, zoomede de landen van den door den rijksban getroffenen keurvorst Johan Frederik den Grootmoedige, aan wiens zonen slechts een klein grondgebied met 50,000 florijnen inkomen toegestaan werd. Bij het naumburger verdrag van 1554 echter werd dat kleine gebied merkelijk vergroot en vormde, met die vergrooting en met de aandeelen in het hennebergsche erfgoed, het ernestinische Saksen. Voor de albertinische linie was het een voordeel, dat het erfverdrag van 15 Februarij 1499, het zoogenaamde albertinische testament.de ondeelbaarheid der toenmalige landen voorschreef, welke hoofdbepaling door de Landdags-reverse en door de Huis-observantie gewaarborgd en tevens werd uitgestrekt tot nieuwe aanwinst van grondgebied. Hiervan werd echter door keurvorst George I in zijn testament van 20 Julij 1652 afgeweken. De in de hoofd-schikking van 22 April 1652 gevormde linien stierven weder uit; Saksen-Weissenfels, met de zijlinie te Barby en Dahme, in 1746, Saksen-Merseburg in 1738. De laatste leden van Saksen-Zeitz met de zijlinie Saksen-Neustadt werden roomsch-katholiek en traden in den geestelijken stand, terwijl zij hunne landen in 1718 aan den keurvorst afstonden, die in 1806 de koninklijke waardigheid aannam. De volgreeks der regerende personen van de albertinische linie gaat van Albrecht op diens zoon George (1500), diens broeder Hendrik den Vrome (1539), diens zoon Maurits (1541),diens broeder August (1553), diens zoon Christiaan I (1586),diens zoon Christiaan II (1591), diens broeder Johan George I (1611),diens zoon Johan George II (1656), diens zoon Johan George III (1680), diens zoon Johan George IV(1691), diens broeder Frederik August I (August II van Polen, 1694), diens zoon Frederik August II (August lil van Polen, 1733), diens zoon Frederik Christiaan (1763), diens zoon Frederik August III (den eersten koning, 1763), diens broeder Anton (1827\ diens neef Frederik August (1836). '