(Frans Aug. Karel Emanuel), prins van Saksen-Coburg-Gotha, geniaal van koningin Victoria van Groot-Britannie en Ierland, geb. 26 Augustus 1819, tweede zoon van hertog Ernst 1 eu van prinses Louise van Saksen-Gotha, genoot eene zorgvuldige opvoeding en studeerde vervolgens te Bonn.
Hij hield zich gaarne bezig met wetenschappen, schilderkunst en muziek; verscheidene zijner compositien zijn bekend geworden. Een ruimer werkkring opende zich voor hem, toen koningin Victoria hem tot gemaal koos. Hij bekwam den titel van koninklijke hoogheid, werd genaturaliseerd, lot den rang van veldmaarschalk verheven, en trad 10 Februarij 1840 met de koningin in den echt, waarbij hem een jaarlijkse!] inkomen van 30,000 pond sterling werd toegelegd. In 1842 werd hem den titel verleend van Consort of her most gracious Majesty; in 1847 werd hij kanselier der hoogeschool van Cambridge. In het eerst had hij vele tegenkantingen te overwinnen; doch door zijn groot beleid, zijne doorgaande gedragslijn zonder de minste aanmatiging, zijn steeds buiten alle politieke partijschappen blijven en zijne ijverige deelneming aan alles wat slechts menschlievendheid beoogde of strekken kon ten algemeenen nutte, ontwapende hij alle vijanden en benijders. Vooral maakte hij zich verdienstelijk jegens Engeland en jegens de geheele beschaafde wereld door zijne bemoeijingen voor de groote londensche tentoonstelling in 1851. Ook de tweede wereldtentoonstelling van dien aard in 1862 had zeer veel aan hem te danken, doch hij mogt die niet beleven.— Algemeen bemind, stierf hij den 14 December 1861;enom zijne nagedachtenis in eere te houden werden hem verscheidene standbeelden opgerigt, waaronder dat te Londen als een nationaal gedenkteeken is te noemen.