Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Abbeville

betekenis & definitie

(lat. Abbahs Villa),

1) arrondissement en stad in ’t fransche depart. der Somme. De stad A., met 21,000 inw., eens de hoofdstad van ’t graafschap Ponthieu, aan de riv. de Somme en aan den Noordcrspoorweg, is eene goed gebouwde plaats, met haven voor koopvaardijschepen van 150 ton; aanzienlijk verkeer, en voortreffelijke manufacturen in fluweel, laken en wollen stoffen; de 1661 hier door van Robais (een Hollander) opgerigte lakenfabriek houdt nog tegenwoordig ongeveer 500 werklieden bezig. A. heeft eene regtbank van koophandel, een paleis van justitie en de goth. kerk van St.Wulfran; wijders een vondelinghuis, kazernen, enz. Lodewijk IX teekende hier in 1255 een verdrag met Hendrik III van Engeland, waarbij de provinciën Limousin, Le Quercy en Perigord aan de Engelschen werden afgestaan. A. is de geboorteplaats van kardinaal Alegrin, van de aardrijkskundigen Briet, Duval, N. Sanson, van den geneesheer Hecquet, van den graveur Aliamet, van den componist J. F. Lesueur en van den dichter Millevoye.
2) district en stad in N.-Amerika, staat Z.-Carolina, tusschen de rivieren Savannah en Saluda, 40,000 inw.; de stad ligt midden in het district aan de rivier Little river, 20 mijlen ten westen van Columbia, en telt met haar regtsgebied 10,000 inw.

< >