ook bergstorting genaamd, is een der schrikwekkendste natuurverschijnselen welke wij kennen, en vertoont zich inzonderheid bij zulke bergen, waar de harde en de weeke bergstoffen elkander in lagen of schichten afwisselen. De vruchtbare bodem, die eene berghelling bedekt, rust op eene laag klei of mergel, welke door lange en aanhoudende vochtigheid, derhalve ook door de zelfde oorzaak bij lengte van tijd, meer en meer zich ontbindt en oplost.
Heeft nu die ontbinding eenen zekeren graad bereikt, dan zijn eenige felle slagregens voldoende om eene A. te weeg te brengen, hierin bestaande, dat de geheele bovenste aardlaag of korst zich van de mergel- of klei-schicht losmaakt, en, met huizen en bosschen en al wat er zich op bevindt, over hare glibberige onderlaag begint te verschuiven, al naar beneden, met toenemende snelheid en met onwederstaanbare kracht, totdat alles nederploft in het beneden liggende dal, medevoerende en vernielende al wat het in zijne vaart ontmoet. Een der laatste en vreeselijkste A. is geweest die van 2 Sept. 1806, in het zwits. kanton Schwijtz, toen zich, omstreeks vijf ure des avonds, de wand van den Rufi of Rossberg in beweging zette, verscheidene dorpen en huizen in weinige minuten tijds verpletterde, en een gedeelte van het Lowerzermeer dempte, welks wateren ontzaggelijke verwoestingen aanrigtten in het rond. Ruim vijfdhalf honderd menschen kwamen bij die A. om het leven, en het geheele bloeijende Goldauer- en Busingerdal werd daardoor herschapen in een tooneel van verwoesting, vol puin- en slijk-hoopen en half verbrijzelde rotsblokken. — Ten zuiden van Piacenza werd zoo, wanneer weet men niet, de oude romeinsche stad Velleja bedolven, die men in 1747 onder 20 voet hoog puin ontdekt heeft.