Gepubliceerd op 14-06-2022

Ruggenmerg

betekenis & definitie

Medulla spinalis, dat deel van het

centrale zenuwstelsel, dat in de ruggegraat besloten is. Het heeft een cylindrischen, van voor naar achter wat platgedrukten vorm, gaat naar boven over in het verlengde merg (zie Hersenen) en eindigt onder in een aantal zenuwdraden (paardestaart, cauda equina). In het hals- en in het lendengedeelte is het dikker dan in het borstgedeelte.

Het R. bestaat uit twee tegen elkaar gelegen halve cylinders, gedeeltelijk gescheiden door een voorste en een achterste gleuf (sulcus longitudinalis anterior en posterior), waarvan de voorste verreweg het diepst indringt. Omgekeerd als bij de hersenen ligt de grijze stof hier in het midden en de witte stof eromheen.

Men onderscheidt aan het R. 2 voorstrengen (aan weerszijden van de voorste groeve), 2 achterstrengen (aan weerszijden van de achterste groeve) en 2 zijstrengen (tusschen de voor- en achterstrengen in gelegen). Ter hoogte van den len of 2en halswervel komen hierbij nog de pyramidestrengen (zie Pyramidebanen) die zich tusschen de beide voorstrengen inschuiven, naar boven toe breeder worden en overgaan in de Pyramiden van het verlengde merg; de inwendige bundels dezer strengen kruisen in den atiasring. Verder treden hier tusschen de achterstrengen op de slanke strengen (juniculus gracilis) terwijl het overblijvend gedeelte der achterstrengen verder genoemd wordt wiggestrengen (funiculus cuneatus). Funiculus gracilis en cuneatus vormen samen het corpus restiforme der kleine hersenen (zie Hersenen).

Het gedeelte der achterstreng, dat onmiddellijk aan de achterste gleuf grenst, heet Goll’che streng, daarnaast is de Burdach'sehe streng gelegen.

De grijze stof heeft op dwarse doorsnede in het algemeen den vorm van een vlinder; in het middenstuk ziet men een opening, de doorsnede van het centraal kanaal van het R., dat uit de 4e hersenholte ontspringt; aan de vleugels onderscheidt men een voorsten en achtersten hoorn, waaruit de wortels der ruggemergszenuwen ontspringen.

De achterste hoornen dienen voor de gevoelsgewaarwording, de voorste voor de beweging.

Behalve als geleider voor gevoelsindrukken naar de hersenen en bewegingsimpulsen naar de spieren, dient het R. nog voor andere doeleinden. In het R. komen verschillende reflexen (zie aldaar) tot stand; voor sommige zijn automatisch werkende centra aanwezig, o.a. voor pupilverwijding, zweetafscheiding, urine en ontlasting (de centra voor hoesten, braken, sluiting der oogen, zuig- en kauwbewegingen, enz. liggen in het verlengde merg). Dat deze reflexen tot op zekere hoogte aan den wil onderworpen zijn, is bekend; de aandrang tot ontlasting en urineloozing kan in normale omstandigheden geruimen tijd willekeurig bedwongen worden.

Het R. is omgeven door dezelfde drie vliezen, als ook de hersenen bekleeden (zie aldaar), n.l. het harde en zachte ruggemergsvlies en spinnewebvlies. De lengte van het R. bedraagt 35 à 40 c.M. Uit elk der 31 paar tusschenwervelopeningen (foramina intervertebralia, zie Ruggegraat) treedt een ruggemergszenuw naar buiten met twee wortels, waarvan de voorste bewegingszenuwen, de achterste gevoelzenuwen bevat.

Men vergelijkt het geheele zenuwstelsel dikwijls bij een telegraafnet, waarbij de hersenen, de spieren en de uiteinden der zintuigszenuwen (huid, netvlies, enz.) de kantoren en de periphere zenuwen de telegraafdraden vormen. Bij al het bruikbare dezer vergelijking vergete men niet, dat in een zenuw de indrukken zich slechts met een snelheid van pl.m. 34 M. in de seconde voortplanten. Dit is weliswaar ongeveer de snelheid van een sneltrein en voor een lichaam dat hoogstens 2 M. lang is, snel genoeg, maar is toch niet in de verste verte te vergelijken met de ontzettende afstanden, die electrische stroom in dien tijd aflegt.