Steriliteit, het niet vatbaar zijn voor bevruchting, ook wel het uitblijven van zwangerschap of althans van kinderen in het huwelijk. Ten onrechte wordt door den leek in den regel de oorzaak van dit laatste uitsluitend bij de vrouw gezocht, in vele gevallen liggen aan de O. van het huwelijk ziekelijke afwijkingen bij den man ten grondslag.
1. De O. der vrouw openbaart zich daardoor, dat de geslachtsrijpe vrouw trots geregeld sexueel verkeer met een gezonden man niet bevrucht wordt, doch zij is niet, zooals veelal gemeend wordt, een bijzondere ziekte, maar slechts het verschijnsel van een aantal ziekelijke toestanden; zij is aangeboren, verworven of vrijwillig, voortdurend of voorbijgaand. De steriliteit behoort tot de gewichtigste functiestoringen van de vrouw. Zij kan een buitengewoon groote praktische beteekenis krijgen, daar zij diep in het geluk der familie ingrijpt. Men kan in doorsnede rekenen, dat van de acht tot negen huwelijken één onvruchtbaar, d.i. kinderloos is. De oorzaken der O. zijn algemeene en plaatselijke. Tot de algemeene behooren ziekten, die de geheele constitutie aantasten: zware bloedarmoede, een toestand van algemeene zwakte, buitengewone zwaarlijvigheid, te jeugdige of te hooge leeftijd, enz. Veel talrijker en belangrijker zijn de plaatselijke, bij voorkeur slechts de geslachtsorganen betreffende oorzaken der O., die terwille van het gemakkelijk overzicht in vier groote groepen kunnen ingedeeld worden, n.l. in oorzaken, die de vrouw óf in het algemeen ongeschikt voor den bijslaap, óf voor de normale eivorming, óf voor de normale ontvangenis en bevruchting, óf eindelijk ongeschikt voor de normale ontwikkeling van het ei maken. Strikt genomen behoort de laatste rubriek niet tot de oorzaken van O. der vrouw, ofschoon zij voert tot O. van het huwelijk.
De ongeschiktheid voor den bijslaap kan door een aangeboren gebrekkige ontwikkeling of verworven ziekelijke toestanden der uitwendige geslachtsorganen en der scheede veroorzaakt worden, door welke de toegang tot of het indringen van het mannelijk lid in de scheede min of meer onmogelijk gemaakt wordt, zoodat aan den eersten eisch der bevruchting niet kan worden voldaan. Aangeboren ontbreken of te geringe ontwikkeling der scheede, afsluiting ervan door een vast, vleezig of peesachtig maagdenvlies, krampachtige, uiterst pijnlijke samentrekking der scheede bij de uitoefening van het geslachtsverkeer (z.g. vaginisme), alsmede vergroeiingen en gezwellen der scheede of der schaamlippen zijn niet zelden oorzaken der O., met welker opheffing (indien dit langs operatieven weg mogelijk is) ook de laatste ophoudt.
De ongeschiktheid voor de eivorming, waarbij in de Graaf’sche follikels van de eierstokken in het geheel geen of slechts gebrekkige eitjes ontwikkeld en uitgestooten worden, is volkomen en blijvend, als beide kiemvormende organen geheel ontbreken of ontaard zijn ten gevolge van ontstekingen en nieuwvormingen van de eierstokken.
De ongeschiktheid voor de ontvangenis of bevruchting kan door de meest verschillende ziekelijke toestanden der vrouwelijke geslachtsorganen veroorzaakt worden. Daar voor de bevruchting een innige vereeniging van de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsstoffen bepaald vereischt wordt, moet natuurlijk alles, wat de aanraking van het eitje met het zaad verhindert, ook de bevruchting en daarmede de verdere ontwikkeling van het bevruchte ei, dus de zwangerschap onmogelijk maken. Om die reden leggen al die ziekelijke toestanden, die den toegang van het zaad tot de baarmoederholte onmogelijk of zeer moeilijk maken, aan de bevruchting onoverkomelijke hindernissen in den weg. Hiertoe behooren de aangeboren of de door litteekenvorming verworven vernauwing van den baarmoedermond, het afknikken van het baarmoederkanaal ten gevolge van een veranderden stand der baarmoeder, de afsluiting van den baarmoedermond door poliepen of andere gezwellen, woekeringen en zwelling van het slijmvlies van den baarmoederhals, ten gevolge van chronische catarrh en soortgelijke mechanische hindernissen, door welker verwijdering een dikwijls jarenlang bestaande steriliteit soms als met een tooverslag wordt opgeheven. Dergelijke hindernissen kunnen zich ook in de eileiders of moedertrompetten ontwikkelen, waarbij dit nauwe kanaal geknikt, vernauwd of afgesloten kan worden, zoodat de overgang van het rijpe eitje naar de baarmoederholte onmogelijk wordt gemaakt; zoo kan b.v. de ontsteking der eileiders (salpinghis), als zij dubbelzijdig voorkomt, de bevruchting verhinderen. Als een zeer veelvuldig voorkomende oorzaak van O. moet bij deze categorie nog genoemd worden een abnormale reactie van het in de scheede aanwezige secreet. Meestal onder den invloed van scheedeuitspoelingen met boorwater of carbolwater gaat de licht alcalische reactie van het hier aanwezige afscheidingsvocht over in een zure, die voor het leven der zaaddiertjes (spermatozoën) uiterst gevaarlijk is.
De ongeschiktheid voor de verdere ontwikkeling van het bevruchte ei komt eveneens bij vele vrouwen de hoop op moedergeluk verijdelen. Het is niet voldoende, dat een rijp eitje in de eileiders of de baarmoederholte door gezond zaad bevrucht wordt, het moet ook in het slijmvlies der baarmoeder een plaats vinden, waar het zich kan vasthechten, met het moederlijk organisme samengroeien en voor zijn verdere ontwikkeling gunstige voorwaarden vinden; overal, waar dit niet het geval is, gaat ook het bevruchte ei in korten tijd te gronde. Daarom kunnen alle ziekelijke aandoeningen van het baarmoederslijmvlies (v.n.l. de z.g. hypertrophie daarvan, de chronische ontsteking of endometritis), gebrekkige ontwikkeling der baarmoeder enz. aan de vorming der vrucht een ernstige hindernis in den weg leggen. Bij nog niet genezen syphilis der ouders treedt in ongeveer twee derden van alle gevallen te vroege uitdrijving van een doode vrucht op.
Ook gezwellen der baarmoeder, ontsteking van het bekkenbuikvlies, enz. zijn een beletsel voor de ontwikkeling van het ei. Uit het aangevoerde blijkt, hoe buitengewoon veelvuldig de oorzaken van vrouwelijke O. zijn en hoe voor haar studie een grondig geneeskundig onderzoek niet alleen van den algemeenen toestand, doch van het geheele geslachtsapparaat een absoluut vereischte is. Van den uitslag van het plaatselijk onderzoek hangt het vooral af, of de bestaande O. geneesbaar is of niet. In zeer veel gevallen verdwijnt met de genezing of verbetering van een bestaande ziekelijke aandoening van het geslachtsapparaat ook de bestaande steriliteit, terwijl in andere gevallen plaatselijk ingrijpen onmogelijk is of zonder gevolg blijft. Is het laatste het geval, dan voege de kinderlooze vrouw zich met gelatenheid in haar lot en zoeke in een nuttige werkzaamheid bevrediging en afleiding; plichtsgevoel en werk ten algemeenen nutte behoeden het zekerst tegen zenuwlijden, waarvan menige kinderlooze vrouw ten slotte het slachtoffer wordt.
In verband met het in den aanhef van dit artikel gezegde is het dwaas, om de vrouw aan een langdurige behandeling en aan een eventueele operatie te onderwerpen, als men zich niet eerst overtuigd heeft, of soms de schuld der onvruchtbaarheid niet bij den man schuilt. Voor dit doel moeten de geslachtsdeelen van den man, maar vooral ook zijn sperma onderzocht worden.
2. De afscheiding van zaad kan geheel ontbreken (zeldzaam) (aspermie), of wel het in normale hoe-
veelheid afgescheiden zaad bevat geen of slechts zeer weinig levende spermatozoën (azoö- of oligozoöspermie); deze laatst afwijking komt vrij veel voor, en is het gevolg van een aangeboren gebrekkige ontwikkeling der zaadklieren, of van een voorafgegane dubbelzijdige ontsteking van den bal (syphil'n) of bijbal (gonorrhoe). Vervolgens kan impotentie van den man (zie aldaar) oorzaak der O. zijn.
Ten slotte kan de geneesheer in enkele gevallen na een nauwkeurig onderzoek niet de minste afwijking bij man of vrouw vinden, die de O. zou kunnen verklaren; in deze gevallen heeft men door kunstmatige bevruchting, d.i. door het sperma van den man door middel van een spuitje in de baarmoeder te brengen, nu en dan zwangerschap zien optreden.