Axilla, in de ontleedkunde de onder den schouder gelegen holte of kuil, die begrensd wordt door de groote borstspier, de breede rugspier, den bovenarm en de borstkas; de huid van de O. is bij volwassenen meestal sterk behaard en bevat een menigte zweet- en smeerkliertjes; de afscheidingen dezer kliertjes vormen tezamen het sterk riekende okselzweet, dat door zijn gehalte aan ammoniak en onder invloed van bacteriewerking gekleurde kledingstukken daar ter plaatse doet verkleuren. Onder de huid der okselholte liggen vele lympheklieren.
Door de okselholte gaan de groote zenuwstammen voor den arm, alsmede de okselslagader en de uit den arm komende aderen. De oksel is vaak de zitplaats van abscessen, steenpuisten en zwelling der lympheklieren (b.v. bij geïnfecteerde wonden aan den arm, bij kanker der borsten, enz.).
