lijkvergijtiging. Bij het behandelen van lijken (b.v. lijkopening), kan het gebeuren, dat bestanddeelen van het lijk op wonde plekken der huid en daardoor met den lymphe- of bloedstroom in het lichaam geraken. Een dergelijk ongeval geeft vaak aanleiding tot zware plaatselijke en algemeene verschijnselen.
Het wondje wordt zeer pijnlijk; een ontsteking der lymphevaten en klieren treedt op, dikwijls vergezeld van wondroos of phlegmone, zelfs van koudvuur. In zwaardere gevallen volgt onder koorts en verschijnselen van bloedvergiftiging of ettervergiftiging de dood. Van deze acute L. te onderscheiden zijn de lijktuberkels (lupus anatomicus), vochtige of droge, soms zeer pijnlijke wratachtige woekeringen; deze zijn op zich zelf niet gevaarlijk, maar kunnen (vooral de vochtige) soms het uitgangspunt worden voor een acute L.Van de bij rotting ontstaande stoffen heeft men cadaverine gehouden voor de oorzaak der L.; dit geldt waarschijnlijk alleen voor de lichtere gevallen; de zwaardere komen alleen voor bij verwonding met stoffen uit lijken van personen, die aan etterkoorts, kraamvrouwkoorts, belroos, enz. gestorven zijn en hier hebben we dus waarschijnlijk te maken met een directe werking der bacteriën en hun vergiften. Tot de L. behooren waarschijnlijk ook sommige gevallen van bloedvergiftiging door vliegensteek (misschien echter is dit ook miltvuur). De behandeling van wonden, bij een lijkopening opgedaan, bestaat in oogenblikkelijk uitspoelen met absoluten alcohol; desinfecteerende vloeistoffen zijn onvoldoende. Treedt pijn op, dan bijt men de wond uit met geconcentreerd azijnzuur. Van het meeste belang is de voorbehoeding; zorg voor gave handen bij hen, die met lijken omgaan; bij een lijkopening zorgvuldig afsluiten van een bestaand wondje met collodium, caoutchoucvinger, enz.; invetten der handen. Na afloop der lijkopening desinfectie der handen.